ECLI:NL:RBMNE:2021:6380
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake heffingsambtenaar gemeente Laren
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 10 december 2021 uitspraak gedaan op het verzet van mr. D.A.N. Bartels MRE, handelend namens de heffingsambtenaar van de gemeente Laren, tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het beroep dat eerder was ingediend. Het oorspronkelijke beroep was ingediend tegen een besluit van de heffingsambtenaar van 20 oktober 2020, maar werd op 29 april 2021 niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen geldige machtiging was overgelegd. Bartels ging in verzet tegen deze uitspraak, maar de rechtbank oordeelde dat het verzet ongegrond was.
De rechtbank overwoog dat er geen toereikende machtiging was ingediend bij het beroepschrift, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank om dit te doen. De rechtbank had eerder al op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat er geen zitting nodig was, omdat er geen twijfel was over de uitkomst van de zaak. Bartels had de gelegenheid gekregen om een machtiging in te dienen, maar had hier niet op gereageerd.
Daarnaast werd het verzoek van opposant(e) om een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn, aangezien de periode tussen de indiening van het beroepschrift en de uitspraak in de verzetsprocedure niet meer dan anderhalf jaar bedroeg. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef.