ECLI:NL:RBMNE:2021:6430

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
UTR 20/3882
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beëindiging van de ZW-uitkering van een helpende thuiszorg

In deze zaak heeft eiseres, werkzaam als helpende thuiszorg, beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar ZW-uitkering door het Uwv. Eiseres was vanaf 26 december 2018 ziek door zwangerschapsklachten en had van 14 februari 2019 tot 6 juni 2019 een uitkering op basis van de Wet arbeid en Zorg. Na haar bevalling op 20 maart 2019 heeft zij zich op 19 december 2019 met terugwerkende kracht ziek gemeld. Het Uwv heeft op basis van een medische beoordeling geconcludeerd dat eiseres per 23 augustus 2020 weer in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen, en heeft haar uitkering per die datum beëindigd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres behandeld op 15 december 2021, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De gemachtigde van het Uwv was afwezig. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat eiseres per 23 augustus 2020 geen recht meer had op een ZW-uitkering. De rechtbank heeft overwogen dat de rapportages van de verzekeringsartsen zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat eiseres onvoldoende medische onderbouwing heeft geleverd voor haar klachten. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de conclusies van het Uwv en heeft het beroep ongegrond verklaard. Eiseres is gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3882

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

15 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] ,eiseres,

(gemachtigde: mr. C.A. Madern),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder,
(gemachtigde: mr. E. Witte).

Inleiding

1. Eiseres heeft gewerkt als helpende thuiszorg voor gemiddeld 10,96 uur per week. Vanaf 26 december 2018 was zij ziek vanwege zwangerschapsklachten en vanaf 14 februari 2019 tot 6 juni 2019 had zij een uitkering op grond van de Wet arbeid en Zorg (WAO). Op 20 maart 2019 is eiseres bevallen van haar dochter. Eiseres heeft zich op 19 december 2019 met terugwerkende kracht per 6 juni 2019 ziek gemeld.
2. In het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling heeft een verzekeringsarts van het Uwv beoordeeld hoe de medische situatie van eiseres is, waarna de belastbaarheid van eiseres is vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 26 juni 2020. Vervolgens zijn op basis van een arbeidsdeskundig onderzoek drie voorbeeldfuncties geduid die eiseres zou kunnen verrichten. Volgens het Uwv kan eiseres in die functies meer dan 65% verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Op 22 juli 2020 heeft het Uwv daarom besloten dat de ZW-uitkering van eiseres met ingang van 23 augustus 2020 eindigt. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.
3. In het besluit van 20 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
4. Het beroep is behandeld door middel van een skype-verbinding op de zitting van
15 december 2021. Eiseres en haar gemachtigde waren daarbij aanwezig. Gemachtigde van het Uwv heeft zich schriftelijk afgemeld vanwege capaciteitsproblemen bij het Uwv.
5. Na afloop van de zitting heeft de rechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

Het geschil
6. In geschil tussen partijen is of het Uwv terecht heeft bepaald dat eiseres per 23 augustus 2020 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering omdat zij op 23 augustus 2020 meer dan 65% van het loon per uur kan verdienen dat zij als helpende thuiszorg verdiende (haar maatmaninkomen). Dit percentage verdienvermogen heeft het Uwv met verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek berekend aan de hand van het loon dat eiseres ondanks haar beperkingen, zou kunnen verdienen met voorbeeldfuncties die voor haar zijn geselecteerd. Eiseres is het niet eens met de conclusie van het Uwv dat zij geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. Zij vindt dat onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten en beperkingen en dat zij nog niet in staat was om te werken op 23 augustus 2020.
Algemeen beoordelingskader
7. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Dit betekent dat deze rapportages en de daarop gebaseerde besluitvorming in beroep aantastbaar zijn. Het is aan eiseres om aan te voeren en, zo nodig, aannemelijk te maken dat de rapportages niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, onvoldoende begrijpelijk zijn, of dat de in de rapportages gegeven beoordeling onjuist is.
Verder is het zo dat iemand die het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dat moet onderbouwen met (andere) medische stukken. De rechtbank kan niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts tot een onjuiste medische conclusie is gekomen. Dit betekent ook dat hoe iemand zich zelf voelt, zonder medische onderbouwing, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
De medische kant van het besluit – zorgvuldigheid
8. Het is de rechtbank niet gebleken dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is geweest.
Zowel de eerste verzekeringsarts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben eiseres telefonisch gesproken en dossieronderzoek verricht en hun conclusies gerapporteerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is in haar rapport van 18 december 2020 gemotiveerd ingegaan op de kritiek van eiseres en haar partner dat relevante zaken zouden zijn weggelaten in het rapport van 26 juni 2020. De rechtbank kan de toelichting volgen.
Ook is de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een aanvullend rapport van 16 juli 2021 gemotiveerd ingegaan op de door eiseres in beroep overgelegde medische verklaringen.
De medische kant van het besluit – beoordeling
9. Eiseres heeft aangevoerd dat het Uwv onvoldoende heeft onderkend dat zij door haar klachten niet in staat is om te werken. Zij heeft een dwangstoornis en daarmee samenhangend last van stress en oververmoeidheid en ook depressiviteitsklachten. Voor haar klachten is zij onder behandeling van een psycholoog en zij is verwezen naar een psychiater voor medicatie. Zij heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat zij verdergaande beperkingen heeft, voortkomend uit haar klachten, verklaringen overgelegd van de GZ-psycholoog Schrier van 31 maart 2021, van de GZ-psycholoog De Ruyter van 20 april 2021, van de fysiotherapeut en een brief van haar partner. Op de zitting heeft eiseres verteld dat zij nu antidepressiva slikt. Eerder was dat niet mogelijk vanwege haar zwangerschap.
10. De rechtbank stelt voorop dat het in deze zaak gaat over de gezondheidstoestand van eiseres op 23 augustus 2020, de datum in geding. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de psychische problematiek van eiseres bij haar afwegingen betrokken en rekening gehouden met de dwangstoornis. Op basis van het medische onderzoek heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van
14 oktober 2020 geconcludeerd dat eiseres vanwege haar controledwang beperkingen heeft voor persoonlijk en sociaal functioneren, zoals vastgelegd in de FML van 26 juni 2020. Daarbij is onder meer rekening gehouden dat het werk voor eiseres voorspelbaar dient te zijn. Ook is zij aangewezen op werk zonder deadlines en zonder productiepieken. In het rapport is de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog gemotiveerd ingegaan op de voorbeelden van dwangklachten die eiseres op 14 oktober 2020 heeft genoemd, maar dat daarmee rekening is gehouden in de vastgestelde belastbaarheid. De rechtbank kan de overwegingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft nog wel opgemerkt dat de psychische problematiek duidelijk lijkt te zijn toegenomen na de beoordelingsdatum 23 augustus 2020.
11. Wat betreft de andere door eiseres genoemde klachten heeft de gemachtigde van eiseres op de zitting bevestigd dat de oververmoeidheidsklachten en stress voortvloeien uit de dwangstoornis. De verzekeringsartsen hebben wel een beperking aangenomen ten aanzien van het werken ’s avonds en ’s nachts om het slaapritme gezien de slaapproblematiek niet te verstoren. Ten aanzien van de door eiseres gestelde depressiviteit is op zitting vastgesteld dat daar geen medische onderbouwing voor is.
Dat eiseres meer klachten heeft dan waar de verzekeringsarts bezwaar en beroep van uit gaat, is niet af te leiden uit de medische informatie. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Arbeidskundige beoordeling
12. Eiseres heeft naar voren gebracht dat zij om medische redenen niet kan werken. Ze heeft geen arbeidskundige gronden naar voren gebracht.
13. Het Uwv heeft zich voor de arbeidskundige beoordeling gebaseerd op het rapport van arbeidsdeskundige bezwaar en beroep Van Delft van 15 oktober 2020. Deze is tot de conclusie gekomen dat eiseres de door de arbeidsdeskundige geselecteerde voorbeeldfuncties kan verrichten, omdat die passen bij de beperkingen, zoals die zijn vastgesteld in de FML en gelden op 23 augustus 2020. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid daarvan.
Conclusie
14. Dit betekent dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres vanaf 23 augustus 2020 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.
15. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
16. De rechter heeft op de zitting gewezen op de mogelijkheid tegen deze uitspraak in hoger beroep te gaan. Dit kan op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op
15 december 2021.
griffier rechter
verhinderd te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.