Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 december 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [plaats] , eiser
[werkgever], te [plaats] , gemachtigde: P. Spruijt
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak gaat het om de wijziging van het percentage arbeidsongeschiktheid van eiser in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiser, die sinds 31 december 2014 een WGA-uitkering ontvangt, heeft in 2020 een herbeoordeling aangevraagd na verzoeken van zijn werkgever. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het Uwv hebben onderzoek gedaan en vastgesteld dat eiser 6,12% arbeidsongeschikt is, wat leidde tot de beëindiging van zijn WIA-uitkering per 30 juni 2020. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting via Skype, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn dochter en gemachtigde. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het medisch onderzoek zorgvuldig heeft uitgevoerd, ondanks het ontbreken van een lichamelijk onderzoek. De rechtbank stelt vast dat de rapportages van de verzekeringsartsen voldoen aan de voorwaarden van zorgvuldigheid, begrijpelijkheid en het ontbreken van tegenstrijdigheden. Eiser's argument dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, wordt verworpen. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.