In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 december 2021, in de zaak tussen eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Woerden, wordt het beroep van eiser behandeld tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelastingen. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht. De naheffingsaanslag was opgelegd aan eiser voor het parkeren van zijn voertuig op een parkeerplaats in Woerden op 9 augustus 2021.
De rechtbank constateert dat de uitspraak op bezwaar is gedaan door een medewerker van ParkeerService U.A., maar dat deze medewerker niet bevoegd was om namens de heffingsambtenaar te beslissen. De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar, die een zelfstandig bestuursorgaan is, niet kan worden gemandateerd door het college van burgemeester en wethouders om besluiten te nemen. Bovendien blijkt uit de overgelegde stukken niet dat de directeur van ParkeerService als heffingsambtenaar is aangewezen. De rechtbank concludeert dat de uitspraak op bezwaar onbevoegd is genomen en dat het mandaatregister niet correct is gepubliceerd.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar. Verweerder wordt opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiser, die zijn gemaakt door het inschakelen van een professionele juridische hulpverlener, ter hoogte van € 748,-. Daarnaast moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.