In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 december 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkheid van zijn bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelastingen. De naheffingsaanslag was opgelegd aan eiser voor het parkeren van zijn voertuig op een parkeerplaats in de gemeente Zeist op 20 februari 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitspraak op bezwaar is gedaan namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, maar dat deze uitspraak niet ondertekend is door een bevoegd persoon. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de uitspraak op bezwaar onbevoegd is genomen. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Zeist als verwerende partij aangemerkt, ondanks de onduidelijkheid over de bevoegdheid van de medewerker van ParkeerService U.A. die de uitspraak op bezwaar heeft gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiser kennelijk gegrond is, en heeft de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigd. Verweerder is opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak van de rechtbank. Tevens is bepaald dat verweerder het griffierecht aan eiser moet vergoeden.