ECLI:NL:RBMNE:2021:6474

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
UTR 21/4037
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen afwijzing aanvraag zorg op grond van de Wet langdurige zorg wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een individu, en Centrum Indicatiestelling Zorg als verweerder. Eiser had een aanvraag ingediend voor zorg op basis van de Wet langdurige Zorg (Wlz), welke op 9 december 2020 door verweerder werd afgewezen. Eiser heeft vervolgens op 18 mei 2021 en 26 juli 2021 vragen gesteld over de afwijzing en zijn recht op een budget, waarbij de laatste e-mail door verweerder als bezwaarschrift werd aangemerkt. Verweerder heeft eiser de gelegenheid geboden om de termijnoverschrijding toe te lichten, waarop eiser op 10 augustus 2021 heeft gereageerd.

In het bestreden besluit van 23 augustus 2021 verklaarde verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk, omdat het buiten de bezwaartermijn was ingediend. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 20 december 2021, waar eiser werd bijgestaan door mevrouw G. Kamil-Eltom, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat eiser geen gegronde reden had om de bezwaartermijn te overschrijden. Eiser had geen actie ondernomen binnen de termijn en zijn financiële situatie, die hem noopte om bezwaar te maken, werd niet als verschoonbare reden gezien.

De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser ongegrond was en dat verweerder terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4037

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

Centrum Indicatiestelling Zorg, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. Koedood).

Inleiding en procesverloop

In het besluit van 9 december 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) afgewezen.
Op 18 mei 2021 heeft eiser een e-mailbericht aan verweerder gestuurd met de vraag waarom zijn aanvraag is afgewezen. Op 26 juli 2021 heeft eiser de afdeling bezwaar en beroep van verweerder gemaild met de vraag waarom hij geen recht heeft op een budget. Verweerder heeft deze laatste e-mail aangemerkt als een bezwaarschrift. Bij brief van 27 juli 2021 heeft verweerder aan eiser de gelegenheid geboden om toe te lichten waarom eiser zijn bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn had ingediend. Eiser heeft hierop gereageerd bij brief van 10 augustus 2021.
In het besluit van 23 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mevrouw G. Kamil-Eltom. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het is niet in geschil dat eiser ná het verstrijken van de bezwaartermijn bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire termijn. Verweerder vindt de overschrijding van die termijn niet verschoonbaar.
Eiser daarentegen meent dat hem geen verwijt kan worden gemaakt dat hij de bezwaartermijn heeft overschreven. Hij voert aan dat de uitkering van zijn mantelzorgster in de loop van 2021 is beëindigd. Als gevolg hiervan zag eiser zich genoodzaakt om haar uit eigen zak te betalen voor haar noodzakelijke levensonderhoud. Om die reden heeft hij (alsnog) bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn Wlz-aanvraag.
2. De rechtbank oordeelt als volgt. Eiser heeft geen reden gezien om binnen de bezwaartermijn op te komen op te komen tegen het primaire besluit. Dat is zijn eigen keuze geweest. Pas toen er na het verstrijken van de bezwaartermijn voor hem een financiële aanleiding ontstond, heeft hij getracht om het primaire besluit alsnog te betwisten. Dat deze aanleiding is ontstaan, dient voor risico van eiser te blijven. De aanleiding levert daarom geen gegronde reden op om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Verweerder heeft in het bestreden besluit dit standpunt op goede gronden ingenomen. Het besluit om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, heeft verweerder daarom terecht genomen.
3. Dat betekent dat het beroep van eiser ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van L.S. Lodder, griffier. De beslissing is uitgesproken op 22 december 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.