Overwegingen
1. Eiseres heeft een urgentieverklaring aangevraagd. Zij heeft daarbij, kort samengevat, toegelicht dat zij na de scheiding van haar ex-partner gedwongen was de echtelijke woning te verkopen. Eiseres heeft met haar ex-partner drie minderjarige kinderen.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor urgentieverlening zoals vermeld in de Huisvestingsverordening Almere 2019 (de Huisvestingsverordening). Om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring, geldt als algemene voorwaarde dat de woningzoekende er alles aan gedaan moet hebben om het probleem op te lossen. Andere oplossingen moeten niet mogelijk zijn of zijn uitgeput.Van zo’n situatie is volgens verweerder geen sprake, omdat de ex-partner van eiseres de gezamenlijke koopwoning heeft overgenomen. De kinderen wonen bij de ex-partner. Omdat de gezamenlijke woning door hem is overgenomen, hebben de kinderen onderdak. Omdat de kinderen niet dakloos worden, kan eiseres haar woonprobleem ook oplossen met kamerbewoning of een studio.
3. Omdat eiseres al niet aan deze algemene voorwaarde voldoet, hoeft verweerder niet te beoordelen of eisers voldoet aan de speciale voorwaarden om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring.
4. Verder heeft verweerder toegelicht waarom hij van mening is dat er geen aanleiding is om af te wijken van de Huisvestingsverordening door de hardheidsclausule toe te passen. Eiseres heeft geen stukken overgelegd waaruit volgt wat zij heeft ondernomen om aan passende woonruimte te komen. In [plaats] is veel sprake van echtscheidingsproblematiek. Als verweerder in al deze gevallen een urgentieverklaring zou verlenen, kan hij niet voldoen aan zijn wettelijke verplichting om urgent woningzoekenden binnen een korte termijn in aanmerking te laten komen voor een sociale woning. Verder is het bestreden besluit niet in strijd met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) en de artikelen 7 en 24 van het Europees Sociaal Handvest (ESH).
5. Eiseres voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat zij moeder is van drie kinderen en daarom niet kan wonen in een kamer. Met de belangen van de kinderen is ook onvoldoende rekening gehouden. Er is strijd met artikel 3 van het IVRK, artikel 8 van het EVRM en artikel 34 ESH.
6. Verweerder stelt zich in het verweerschrift en ter zitting op het standpunt dat eiseres vanaf 6 september 2021 een woonadres heeft aan de [adres 1] te [plaats] . Verder heeft zij via WoningNet [woningnet] gereageerd op een lotingwoning aan de [adres 2] te [plaats] . Eiseres is volgens verweerder geëindigd op positie één en heeft de woning geaccepteerd. Verweerder is van mening dat dit ertoe leidt dat eiseres geen procesbelang meer heeft in deze procedure en dat het beroep daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Het gestelde woonprobleem is immers opgelost.
7. Over de vraag of eisers belang heeft bij de beoordeling van haar beroep overweegt de rechtbank als volgt. Eiseres wil met haar beroep bereiken dat zij een urgentieverklaring voor woningtoewijzing krijgt. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht, volgt uit Bijlage II bij de Huisvestingsverordening onder het kopje ‘Uitwerking passendheidscriteria als bedoeld in artikel 16’ dat eiseres met een urgentieverklaring in aanmerking komt voor een driekamerappartement.
8. Tijdens de zitting is gebleken dat eiseres, zoals verweerder in het verweerschrift stelt, inderdaad heeft gereageerd op het driekamerappartement aan de [adres 2] te [plaats] en dat zij op positie één is geëindigd. Deze omstandigheden wijzen erop dat het nagenoeg zeker is dat eiseres een woning heeft gevonden. Eiseres kon tijdens de zitting nog niet bevestigen dat zij daadwerkelijk in deze woning kan gaan wonen. Tijdens de zitting heeft verweerder toegelicht dat de normale gang van zaken is dat iemand die op positie één is geëindigd documenten moet aanleveren bij de verhuurder, waarna de huurovereenkomst wordt opgemaakt. Ook heeft verweerder ervoor gewaarschuwd dat de woning mogelijk naar een ander gaat als eiseres niet op tijd reageert op het verzoek van de verhuurder om documenten aan te leveren. Omdat het niet geheel duidelijk is of eiseres aan eventuele verzoeken van de verhuurder heeft voldaan, staat op dit moment nog niet geheel vast dat zij de woning daadwerkelijk kan gaan huren. Daarom heeft eiseres belang bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring. In de Huisvestingsverordening is als algemene voorwaarde om voor een urgentieverklaring in aanmerking te komen neergelegd dat de woningzoekende er alles aan gedaan moet hebben om het probleem op te lossen; andere oplossingen zijn niet mogelijk of zijn uitgeput.
Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat niet aan deze algemene voorwaarde is voldaan omdat het woonprobleem van eiseres ook kan worden opgelost met kamerbewoning of een studio. De kinderen van eiseres wonen bij haar ex-partner, zodat zij niet dakloos dreigen te worden. Gelet op deze omstandigheden is een urgentieverklaring niet de enige oplossing voor het woonprobleem van eiseres. Verweerder heeft voldoende rekening gehouden met de belangen van de kinderen van eiseres, door te overwegen dat zij bij hun vader kunnen wonen. Het is niet gebleken dat het onwenselijk is dat de kinderen bij hun vader wonen.
10. De stelling van eiseres dat het woonprobleem niet kan worden opgelost door kamerbewoning en dat zij juist voor een urgentieverklaring in aanmerking moet komen omdat de kinderrechter de omgangsregeling heeft gewijzigd vanwege haar woonsituatie volgt de rechtbank niet. Uit de beschikking van de kinderrechter blijkt dat de woonsituatie niet de enige reden is voor de wijziging van de omgangsregeling.
11. Nu eiseres niet voldoet aan de algemene voorwaarden heeft verweerder niet aan de hand van de speciale voorwaarden, zoals neergelegd in de Huisvestingsverordening, hoeven beoordelen of eiseres voor een urgentieverklaring in aanmerking komt.
12. Verweerder kan ten gunste van de woningzoekende afwijken van de Huisvestingsverordening in gevallen, waarin strikte naleving van de verordening tot onbillijkheid van overwegende aard zou leiden.Er moet sprake zijn van uitzonderlijke omstandigheden die bij het vaststellen van de verordening niet zijn voorzien en gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.
13. De rechtbank kan een beroep op de hardheidsclausule alleen terughoudend toetsen.
Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet op grond van de hardheidsclausule afgeweken hoeft te worden van de Huisvestingsverordening. Verweerder heeft daarbij mogen betreken dat in de gemeente Almere vele anderen in vergelijkbare situaties verkeren, die ook niet voor een urgentieverklaring in aanmerking komen omdat verweerder dan niet kan voldoen aan zijn wettelijke verplichting om urgent woningzoekenden binnen een korte termijn in aanmerking te laten komen voor een sociale woning.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.