ECLI:NL:RBMNE:2021:6552

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
UTR 21/3464
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening voorschot kinderopvangtoeslag en recht op kinderopvangtoeslag in het kader van co-ouderschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de herziening van het voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2020. Eiser, die in co-ouderschap verkeert, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, waarin het voorschot was vastgesteld op € 0,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen bewijs heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij meer kinderopvang heeft afgenomen dan de uren waarop het voorschot is gebaseerd.

De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij verweerder het bezwaar van eiser deels gegrond verklaarde, maar het beroep van eiser ongegrond verklaarde. Eiser had kinderopvangtoeslag aangevraagd voor zijn twee kinderen, maar de rechtbank oordeelde dat de gegevens in het dossier aantonen dat alleen in januari en februari 2020 kinderopvang is afgenomen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij recht heeft op een hogere toeslag of dat de vaststelling van de Belastingdienst onjuist was.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3464

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. B.C.F. Kramer),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde] )

Procesverloop

In het besluit van 23 november 2020 (primair besluit) heeft verweerder het voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2020 herzien en vastgesteld op € 0,-.
In het besluit van 31 mei 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit deels gegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 november 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Bij aanvang van de zitting bleek dat eiser en zijn gemachtigde niet zijn verschenen, zonder bericht van verhindering. Nadat de griffier tevergeefs heeft geprobeerd telefonisch contact te krijgen met de gemachtigde van eiser en nadat is vastgesteld dat er per post een uitnodiging en per e-mail een skypelink voor de zitting is verstuurd naar (het kantoor van) de gemachtigde, heeft de rechtbank de zitting voortgezet.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser heeft kinderopvangtoeslag aangevraagd voor zijn twee kinderen, [A] en [B] . Tussen eiser en de moeder van de kinderen is sprake van co-ouderschap.
Besluitvorming
2. Verweerder heeft het bezwaar deels gegrond verklaard, omdat in de bezwaarprocedure is gebleken dat de kinderen gemiddeld drie hele dagen per week in zowel het huishouden van eisers als in het huishouden van zijn ex-partner verblijven. Daarom is sprake van co-ouderschap en heeft eiser recht op kinderopvangtoeslag, ondanks dat de kinderen niet op het adres van eiser staan ingeschreven. Uit de bewijsstukken blijkt dat eiser kinderopvang heeft afgenomen in de periode van 1 januari 2020 tot en met 29 februari 2020. Voor die periode heeft verweerder daarom alsnog een bedrag van € 753,- aan kinderopvangtoeslag toegekend. Voor de periode van 1 maart 2020 tot en met 19 juli 2020 heeft eiser volgens verweerder geen recht op kinderopvangtoeslag, omdat niet is gebleken dat eiser in die periode kinderopvang heeft afgenomen.
Beroepsgronden
3. Eiser voert aan dat hij recht heeft op kinderopvangtoeslag voor het gehele jaar 2020. De kinderopvangtoeslag over de periode tot en met 19 juli 2020 is bovendien te laag vastgesteld. Het bestreden besluit is in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur. Eiser verzoekt om een schadevergoeding in de vorm van de wettelijke rente vanaf de vervaldag.
Verweerschrift
4. Op 24 maart 2021 is aan eiser verzocht om stukken op te sturen waaruit blijkt hoeveel uur kinderopvang hij in 2020 heeft afgenomen. Verweerder heeft ook bij de kinderopvangorganisatie de jaaropgaven opgevraagd. Uit de stukken die verweerder naar aanleiding hiervan heeft ontvangen, blijkt dat eiser in januari en februari 2020 kinderopvang heeft afgenomen. Eiser heeft niet aangegeven dat deze informatie niet correct zou zijn. Op basis van de bekende gegevens is het recht op kinderopvangtoeslag juist vastgesteld. Er is ook geen sprake van strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Dit standpunt is bovendien onvoldoende gemotiveerd, aldus verweerder.
Beoordeling rechtbank
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het recht op kinderopvangtoeslag juist heeft vastgesteld op basis van de gegevens in het dossier. Uit die gegevens blijkt namelijk dat alleen in januari en februari 2020 kinderopvang is afgenomen. Eiser heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij meer kinderopvang heeft afgenomen dan de uren waarop verweerder het voorschot heeft gebaseerd. De enkele stelling dat eiser voor het hele jaar recht heeft op kinderopvangtoeslag en dat de kinderopvangtoeslag te laag is vastgesteld leidt niet tot een ander oordeel, nu iedere onderbouwing van die stelling ontbreekt.
6. Het beroep is ongegrond. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding daarom af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 22 november 2021 en zal openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.