ECLI:NL:RBMNE:2021:6555
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure na intrekking beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoeker en de Minister voor Rechtsbescherming. Verzoeker had een bestuurlijke boete opgelegd gekregen door verweerder, welke boete in een eerder besluit op 5 oktober 2020 was opgelegd. Na het indienen van bezwaar, heeft verweerder op 4 februari 2021 het bezwaar ongegrond verklaard. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld. Op 8 november 2021 heeft verweerder echter het bestreden besluit ingetrokken en het bezwaar van verzoeker gegrond verklaard, waardoor de bestuurlijke boete kwam te vervallen.
Naar aanleiding van deze intrekking heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker en heeft de proceskosten vastgesteld op € 748,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 360,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.