ECLI:NL:RBMNE:2021:6588

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21/2880
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van proceskosten na intrekking van beroep inzake fiscaal compromis

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Huizen, dat op 9 juni 2021 was genomen. Dit besluit betrof een fiscaal compromis, waarbij de WOZ-waarde van verzoekster werd verlaagd. Op 1 oktober 2021 bevestigde de verweerder dit compromis aan verzoekster, wat leidde tot de intrekking van het beroep door verzoekster. Na de intrekking heeft verzoekster verzocht om vergoeding van haar proceskosten. De verweerder heeft op 11 november 2021 gereageerd op dit verzoek, waarbij hij stelde dat er geen afspraken waren gemaakt over de proceskosten in het fiscaal compromis.

De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te behandelen. De rechtbank oordeelde dat, ondanks het feit dat de verweerder mogelijk het compromis niet had gesloten als hij had geweten dat verzoekster om proceskostenvergoeding zou vragen, hij toch verplicht was om deze kosten te vergoeden. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 534,- en bepaald dat de verweerder dit bedrag aan verzoekster moet betalen. Daarnaast moet de verweerder ook het griffierecht aan verzoekster vergoeden, conform artikel 8:41 Awb. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2880

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. P.S.A. Verberne),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Huizen, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegens verweerders besluit van
9 juni 2021. Bij brief van 1 oktober 2021 heeft verweerder het gesloten fiscaal compromis bevestigd aan verzoekster. Dat compromis houdt in dat de WOZ-waarde wordt verlaagd, dat verweerder aan verzoekster het griffierecht vergoedt en dat de beroepsprocedure zal worden beëindigd. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
Verweerder heeft op 11 november 2021 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)).
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en aangegeven dat het besluit van 1 oktober 2021 een fiscaal compromis betreft, waarbij verweerder en verzoekster niets hebben afgesproken over de proceskosten. Verweerder geeft aan dat hij het compromis waarschijnlijk niet had gesloten als verzoekster destijds al om een vergoeding van proceskosten had gevraagd.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de proceskosten van verzoekster moet betalen. Verweerder is namelijk door de verlaging van de WOZ-waarde tegemoet gekomen aan verzoekster. Dat verweerder misschien geen compromis zou hebben gesloten wanneer hij had geweten dat hij verzoeksters proceskosten moest betalen, doet hier niet aan af.
5. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op € 534,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).
6. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 534,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 17 december 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.