ECLI:NL:RBMNE:2021:6601

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21/1406-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake heffingsambtenaar gemeente Gooise Meren

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 december 2021 uitspraak gedaan op het verzet van de opposante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar beroep. De opposante had beroep ingesteld tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Gooise Meren, dat op 17 december 2020 was genomen. De rechtbank had eerder, op 20 juli 2021, het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De rechtbank stelde vast dat de uitspraak op bezwaar op de reguliere wijze aan het adres van de gemachtigde van de opposante was bekendgemaakt, waardoor de beroepstermijn op 18 december 2020 begon te lopen en eindigde op 29 januari 2021. Het beroepschrift was echter pas op 22 maart 2021 ontvangen, wat te laat was.

De opposante ging in verzet tegen deze uitspraak en stelde dat de uitspraak op bezwaar niet op de voorgeschreven wijze was bekendgemaakt. Ze voerde aan dat de uitspraak niet op het kantoor van haar gemachtigde was ontvangen en dat de handtekening op de Track&Trace van PostNL niet van haar gemachtigde was. De rechtbank oordeelde dat PostNL de aangetekende post niet op de juiste wijze had aangeboden, aangezien er geen afhaalbericht was achtergelaten in de postbus. Hierdoor was de opposante in een onmogelijke bewijspositie terechtgekomen.

De rechtbank concludeerde dat de opposante ontvankelijk was in haar beroep, omdat zij kort na de ontvangst van de uitspraak op bezwaar op 15 maart 2021 beroep had ingesteld. Het verzet werd gegrond verklaard en de eerdere uitspraak van 20 juli 2021 verviel. De zaak zal nu verder inhoudelijk worden behandeld door de rechtbank, en de beslissing over de proceskosten zal in de einduitspraak worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1406-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2021 op het verzet van

[opposante] te [woonplaats], opposante,

(gemachtigde: mr. M. van Weeren LLM.),
en

de heffingsambtenaar van gemeente Gooise Meren, geopposeerde.

(gemachtigde: F. Hoffmann)

Procesverloop

Opposante heeft beroep ingediend tegen het besluit van de heffingsambtenaar van gemeente Gooise Meren van 17 december 2020.
De rechtbank heeft in de uitspraak van 20 juli 2021 het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante is tegen deze uitspraak in verzet gegaan.
De zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2020. Opposante en haar gemachtigde zijn verschenen. Voor geopposeerde is gemachtigde verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 20 juli 2021 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroep te laat is ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitspraak op bezwaar op de reguliere wijze aan het adres van de gemachtigde van eiseres is bekendgemaakt. Daarmee is de beroepstermijn op 18 december 2020 gaan lopen. De termijn voor het indienen van het beroep eindigde daarom op 29 januari 2021. Het beroepschrift van opposante is ontvangen op 22 maart 2021 en dit is te laat. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposante gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 20 juli 2021 niet juist was.
3. Volgens opposante is de uitspraak van de rechtbank van 20 juli 2021 niet juist. De uitspraak op bezwaar is niet op 17 december 2021 op voorgeschreven wijze bekendgemaakt. Deze uitspraak is niet op het kantoor van de gemachtigde van opposante ontvangen. Op de schermafdruk uit de PostNL Track&Trace staat een handtekening vermeld die niet van haar gemachtigde of één van zijn collega’s is. Ter ondersteuning van deze stelling heeft opposante een aantal ondertekende verklaringen van medewerkers en advocaten van het kantoor overgelegd. De uitspraak is eerst op 15 maart 2021 per e-mail ontvangen. De beroepstermijn is daarom pas op 16 maart 2021 gaan lopen. Opposante heeft kort na 15 maart 2021 beroep ingediend bij de rechtbank.
4. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) [1] dat als een poststuk aangetekend is verzonden en de belanghebbende de ontvangst ervan ontkent, moet worden onderzocht of het stuk door PostNL op regelmatige wijze aan belanghebbende is aangeboden.
5. De rechtbank stelt vast dat de uitspraak op bezwaar van 17 december 2020 aangetekend is verzonden naar het postbusadres van het kantoor van de gemachtigde van opposante. De gemachtigde van opposante ontkent deze uitspraak te hebben ontvangen. Om de vraag te beantwoorden of PostNL de uitspraak op regelmatige wijze heeft aangeboden, dient te worden vastgesteld wat de werkwijze is van PostNL bij aangetekende verzending naar een postbusadres. Ter voorlichting van haar klanten heeft PostNL op haar website de werkwijze weergegeven. Hieruit kan worden opgemaakt dat het weliswaar mogelijk is om aangetekende post te sturen naar een postbusadres, maar dat deze post dan wel wordt afgeleverd op een PostNL-punt. De geadresseerde ontvangt een kaartje in zijn postbus met het adres van het PostNL-punt waar hij de post kan ophalen. Bij het ophalen van de post wordt gevraagd om een legitimatiebewijs. De rechtbank stelt vast dat PostNL in het geval van opposante deze werkwijze niet heeft gehanteerd. Hiermee staat ook vast dat PostNL de post niet op regelmatige wijze aan opposante heeft aangeboden. Het belang van de op de website beschreven werkwijze van aangetekende verzendingen is voorts evident, omdat deze werkwijze discussies uitsluit over of de post is ontvangen en door wie. Door van deze werkwijze af te wijken is opposante in een welhaast onmogelijke bewijspositie terecht gekomen. Deze handelwijze van PostNL kan haar niet worden toegerekend.
6. Omdat opposante kort na de ontvangst van de uitspraak op bezwaar op 15 maart 2021 beroep heeft ingesteld bij de rechtbank, is opposante ontvankelijk in haar beroep. Dit betekent dat het verzet gegrond is en de uitspraak van 20 juli 2021 vervalt. De zaak wordt nu verder inhoudelijk behandeld door de rechtbank. Over de verdere afhandeling van dit beroep krijgt opposante nog bericht.
7. De rechtbank neemt nu nog geen beslissing over de vergoeding van de proceskosten van opposante. Dit gebeurt pas in de einduitspraak over het beroep.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 24 december 2021 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:585.