In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een verzoek om vergoeding van proceskosten. Verzoeker, een student aan de Politieacademie, had een verzoek ingediend om vergoeding van zijn proceskosten na een administratief beroep tegen een bindend negatief studieadvies dat hem was gegeven door het sectorhoofd Basis Politieonderwijs. Dit advies was gebaseerd op het niet tijdig behalen van de Prof-fit toets. Verzoeker had administratief beroep ingesteld, waarna de Commissie van Beroep voor de Examens het beroep gegrond verklaarde en het sectorhoofd opdroeg een nieuw besluit te nemen. Het sectorhoofd handhaafde echter het negatieve advies, maar bood verzoeker de kans om de toets alsnog te halen.
De rechtbank overwoog dat de verweerder, de directeur van de Politieacademie, aanvankelijk had aangegeven geen proceskosten te willen vergoeden, maar later zijn standpunt wijzigde en zich niet meer verzette tegen een veroordeling in de proceskosten. De rechtbank stelde de proceskosten vast op € 748,-, gebaseerd op de ingediende beroepschrift. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht, omdat hij het besluit om verzoeker de opleiding te beëindigen niet had gehandhaafd. De rechtbank concludeerde dat verzoeker recht had op vergoeding van zijn proceskosten, gezien de gang van zaken in de procedure.
De uitspraak werd gedaan door rechter L.A. Banga, in aanwezigheid van griffier M.E.C. Bakker. De beslissing is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.