ECLI:NL:RBMNE:2021:6613

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
20/2697
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure tegen de directeur van de Politieacademie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een verzoek om vergoeding van proceskosten. Verzoeker, een student aan de Politieacademie, had een verzoek ingediend om vergoeding van zijn proceskosten na een administratief beroep tegen een bindend negatief studieadvies dat hem was gegeven door het sectorhoofd Basis Politieonderwijs. Dit advies was gebaseerd op het niet tijdig behalen van de Prof-fit toets. Verzoeker had administratief beroep ingesteld, waarna de Commissie van Beroep voor de Examens het beroep gegrond verklaarde en het sectorhoofd opdroeg een nieuw besluit te nemen. Het sectorhoofd handhaafde echter het negatieve advies, maar bood verzoeker de kans om de toets alsnog te halen.

De rechtbank overwoog dat de verweerder, de directeur van de Politieacademie, aanvankelijk had aangegeven geen proceskosten te willen vergoeden, maar later zijn standpunt wijzigde en zich niet meer verzette tegen een veroordeling in de proceskosten. De rechtbank stelde de proceskosten vast op € 748,-, gebaseerd op de ingediende beroepschrift. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht, omdat hij het besluit om verzoeker de opleiding te beëindigen niet had gehandhaafd. De rechtbank concludeerde dat verzoeker recht had op vergoeding van zijn proceskosten, gezien de gang van zaken in de procedure.

De uitspraak werd gedaan door rechter L.A. Banga, in aanwezigheid van griffier M.E.C. Bakker. De beslissing is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2697

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. W. de Klein),
en

de directeur van Politieacademie, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 19 april 2021 en op 15 december 2021 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

De directeur van de Politieacademie vertegenwoordigt de Politieacademie in rechte en is daarom verweerder in deze procedure. Het Sectorhoofd Basis Politieonderwijs (het sectorhoofd) heeft op 19 november 2019 een bindend negatief studieadvies aan verzoeker gegeven en bericht dat zijn opleiding aan de politieacademie beëindigd wordt. De reden daarvoor is dat verzoeker de Prof-fit toets niet op tijd heeft gehaald.
Verzoeker heeft hiertegen administratief beroep ingesteld. De Commissie van Beroep voor de Examens heeft het beroep van verzoeker gegrond verklaard en het sectorhoofd opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van haar uitspraak van 26 februari 2020. Het sectorhoofd heeft op 14 juli 2020 opnieuw beslist en heeft het bindend studieadvies gehandhaafd en daarmee kan verzoeker de opleiding dus niet vervolgen.
Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. Op 14 december 2020 heeft verweerder medegedeeld dat verzoeker tot 30 januari 2021 in de gelegenheid wordt gesteld om alsnog de vereiste Prof-fit toets te halen. De opleiding van verzoeker is bij besluit van 5 februari 2021 verlengd. De rechtbank gaat ervan uit dat verweerder daarmee het besluit van 14 juli 2020 niet langer handhaaft.
Omdat verzoeker een blessure had, is de termijn waarbinnen hij alsnog de toets kon halen verlengd tot en met 22 februari 2021. Verzoeker heeft de Prof-fit toets echter niet binnen deze nieuwe termijn gehaald. Het sectorhoofd heeft vervolgens in zijn besluit van 22 februari 2021 alsnog de opleiding van verzoeker beëindigd.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
6. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
7. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en aanvankelijk aangegeven dat hij geen proceskosten aan verzoeker wil betalen. De rechtbank heeft verweerder verzocht om een toelichting op dit standpunt. Verweerder heeft vervolgens laten weten dat hij zich toch niet verzet tegen een veroordeling in de proceskosten.
8. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op € 748,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).
9. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoeker betalen (artikel 8:41, zevende lid, van de Awb). De reden hiervoor is dat hij het besluit van 14 juli 2020 waartegen het beroep van verzoeker was gericht, niet heeft gehandhaafd. Hij heeft verzoeker immers nog een nieuwe kans gegeven om de vereiste toets te halen en heeft, nadat dit verzoeker niet was gelukt, alsnog de opleiding beëindigd. Door deze gang van zaken is verweerder verzoeker (gedeeltelijk) tegemoet gekomen in beroep en volgt uit de wet dat hij het griffierecht moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 748,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 23 december 2021 en openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.