Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] ,
[(ex)werkgever] , (ex-)werkgever,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak gaat het om een beroep van eiseres tegen de beslissing van het Uwv om haar een loongerelateerde werkhervattingsuitkering op grond van de Wet WIA toe te kennen. Eiseres, werkzaam als jeugdprofessional, heeft zich op 16 januari 2018 ziek gemeld na een auto-ongeval. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 6 januari 2020, heeft het Uwv haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 56,26%. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, waarna het Uwv haar arbeidsongeschiktheid opnieuw heeft beoordeeld en vastgesteld op 53,77%. Eiseres is het niet eens met deze beoordeling en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 9 november 2021 de zaak behandeld. Eiseres heeft aangevoerd dat het Uwv haar belastbaarheid niet correct heeft vastgesteld en dat er meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen. De rechtbank overweegt dat het Uwv besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze rapporten zorgvuldig zijn opgesteld, geen tegenstrijdigheden bevatten en begrijpelijk zijn. Eiseres heeft niet aangetoond dat de rapporten niet aan deze voorwaarden voldoen.
De rechtbank heeft de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep gevolgd en geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van deze beoordeling. Het verzoek van eiseres om een onafhankelijk deskundige te benoemen is afgewezen. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht heeft vastgesteld op 53,77% en heeft het beroep ongegrond verklaard.