ECLI:NL:RBMNE:2021:6622

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
11 februari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1834
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de toekenning van een WIA-uitkering en de vaststelling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om een beroep van eiseres tegen de beslissing van het Uwv om haar een loongerelateerde werkhervattingsuitkering op grond van de Wet WIA toe te kennen. Eiseres, werkzaam als jeugdprofessional, heeft zich op 16 januari 2018 ziek gemeld na een auto-ongeval. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 6 januari 2020, heeft het Uwv haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 56,26%. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, waarna het Uwv haar arbeidsongeschiktheid opnieuw heeft beoordeeld en vastgesteld op 53,77%. Eiseres is het niet eens met deze beoordeling en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft op 9 november 2021 de zaak behandeld. Eiseres heeft aangevoerd dat het Uwv haar belastbaarheid niet correct heeft vastgesteld en dat er meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen. De rechtbank overweegt dat het Uwv besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze rapporten zorgvuldig zijn opgesteld, geen tegenstrijdigheden bevatten en begrijpelijk zijn. Eiseres heeft niet aangetoond dat de rapporten niet aan deze voorwaarden voldoen.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep gevolgd en geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van deze beoordeling. Het verzoek van eiseres om een onafhankelijk deskundige te benoemen is afgewezen. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht heeft vastgesteld op 53,77% en heeft het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1834

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] ,

eiseres,
(gemachtigde: mr. E.C. de Bie),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder,
(gemachtigde: mr. F.A.M. Delfgaauw).
Als derde-partij neemt deel aan de procedure:
[(ex)werkgever] , (ex-)werkgever,
(gemachtigde: M.J.A van den Boogaart).

Inleiding

Eiseres was werkzaam als jeugdprofessional voor 31,95 uur per week. Op 16 januari 2018 heeft zij zich ziek gemeld voor haar werk wegens klachten als gevolg van een auto-ongeval.
Op 6 januari 2020 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
In het kader van de WIA-aanvraag hebben de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige van het Uwv onderzoek gedaan. Volgens de verzekeringsarts heeft eiseres verminderde functionele mogelijkheden als gevolg van ziekte of gebrek. De beperkingen van eiseres zijn opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 14 mei 2020. De arbeidskundige heeft vastgesteld dat eiseres haar eigen werk als jeugdprofessional niet meer kan doen en heeft vervolgens verschillende functies geduid die eiseres – met de aangenomen beperkingen – moet kunnen verrichten. Op basis van de geduide functies komt de arbeidskundige uit op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 56,26%.
Het Uwv heeft vervolgens bij besluit van 8 juni 2020 aan eiseres per einde wachttijd 14 januari 2020 een loongerelateerde werkhervattingsuitkering op grond van de Wet WIA toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 56,26%.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben vervolgens onderzoek gedaan. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er aanleiding om de eerder vastgelegde belastbaarheid te wijzigen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarom een nieuwe FML opgesteld op 22 februari 2021. De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft een paar geduide functies verworpen, maar vervolgens wel andere geschikte functies gevonden voor eiseres. De arbeidsongeschiktheid van eiseres komt op basis van deze functies uit op 53,77%.
Bij besluit van 18 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid per 14 januari 2020 vastgesteld op 53,77%.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift
ingediend.
Eiseres heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met de
(ex-)werkgever. De rechtbank heeft de medische stukken met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doen toekomen aan de gemachtigde van de (ex-)werkgever.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2021 via Skype. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partij is vertegenwoordigd door [A] .

Overwegingen

1. De rechtbank overweegt allereerst dat zij, nu eiseres geen toestemming heeft gegeven
om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan de (ex-)werkgever te verstrekken, de motivering van haar oordeel voor zover nodig zal beperken teneinde te voorkomen dat deze gegevens alsnog openbaar worden.
Het geschil
2. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij voert in beroep aan dat het Uwv haar belastbaarheid niet juist heeft vastgesteld. Zij vindt dat het Uwv (verdergaande) beperkingen had moeten aannemen op de items herinneren, torderen, duwen/trekken en tillen/dragen en traplopen. Op energetische gronden is volgens eiseres een urenbeperking aangewezen van 6 uur per dag en 24 uur per week.
Tegen de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit voert eiseres aan dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten en dat bij de functie wikkelaar een reductiefactor moet worden gehanteerd vanwege de urenomvang van haar dienstverband. Verder wijst ze er op dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep functies heeft geduid met een hoger uurloon. Ze heeft verzocht om overlegging van de notities van de primaire arbeidsdeskundige omdat niet inzichtelijk is gemaakt waarom de in bezwaar geduide functies door de primaire arbeidsdeskundige zijn verworpen.
Beoordelingskader
3. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiseres om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
De medische beoordeling
4. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [verzekeringsarts] is in zijn rapport van 22 februari 2021 gemotiveerd ingegaan op de medische bezwaargronden van eiseres. In beroep heeft eiseres deze gronden herhaald. [verzekeringsarts] heeft in zijn rapport van 9 juni 2021 nogmaals gemotiveerd uiteengezet waarom er geen reden is het ingenomen standpunt te wijzigen. De rechtbank vindt deze motivering inzichtelijk en kan deze volgen.
5. Eiseres heeft op de zitting gewezen op het rapport van bedrijfsarts [bedrijfsarts] van 2 oktober 2020. [bedrijfsarts] concludeert tot een andere belastbaarheid van eiseres dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
6. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit genoemd rapport niet dat [bedrijfsarts] haar conclusies heeft gebaseerd op informatie van de behandelaars van eiseres, waaruit kan worden afgeleid dat de klachten van eiseres vanuit een medisch substraat zijn geobjectiveerd. De rechtbank ziet in dit rapport daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
7. Het verzoek van eiseres op de zitting om een onafhankelijk deskundige te benoemen wijst de rechtbank om deze reden af.
De arbeidskundige beoordeling
8. De rechtbank overweegt allereerst dat de notities van de primaire arbeidsdeskundige niet relevant zijn voor de arbeidskundige beoordeling in deze zaak. De geschiktheid van de functies die de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geduid ligt ter beoordeling voor en dat zijn deels andere functies dan de primaire arbeidsdeskundige heeft geduid. Het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) is bovendien een dynamisch systeem. Dat betekent ook dat het feit dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in bezwaar functies heeft geduid met een hoger uurloon niet betekent of hoeft te betekenen, zoals eiseres stelt, dat de primaire arbeidsdeskundige bedoelde functies heeft verworpen omdat ze niet passend zijn.
9. Uit overwegingen 4 tot en met 6 volgt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de belastbaarheid zoals die is vastgelegd in de FML van 22 februari 2021 als uitgangspunt heeft mogen nemen. Uit het rapport van 10 maart 2021 blijkt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep met de verzekeringsarts bezwaar en beroep overleg heeft gehad over de belastbaarheid van eiseres. In het rapport is toereikend gemotiveerd dat met de geduide functies de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden.
10. Omdat de drie functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd passend zijn voor eiseres hoeft de beroepsgrond van eiseres over de reservefunctie niet besproken te worden.
Conclusie
11. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht heeft vastgesteld op 53,77%.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 december 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.