Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van [eiser sub 1]
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] waarin een eis in reconventie is opgenomen
- de conclusie van antwoord in reconventie van [eiser sub 1]
- de mondelinge behandeling van 24 november 2020 en de toen ingebrachte stukken (producties 49-51 door [eiser sub 1] en producties 49-54 door [gedaagde] )
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling waarin de afspraken staan van partijen hoe ze tot een oplossing willen komen
- het bericht van [gedaagde] van 13 januari 2021 dat partijen niet tot een oplossing zijn gekomen.
2.Waar gaat de zaak over?
3.De vorderingen
in conventie
(€ 24.899), te vermeerderen met de wettelijke rente,
4.De beoordeling
[eiseres sub 2] is ontbonden per 31 december 2018 door opzegging van [eiser sub 1]
“die ons gaat helpen met waardebepaling van de onderneming”. In een mail van 21 november 2018 stuurt [A] aan [eiser sub 1] en [gedaagde] de gegevens van twee onafhankelijke adviseurs:
“Op basis van de wens van [eiser sub 1 (voornaam)][ [eiser sub 1] , rb]
om afstand te doen (verkopen) van zijn deel van [eiseres sub 2] hebben jullie mij gevraagd om een onafhankelijk persoon/partij te vinden die dit voor jullie kan begeleiden. Dit houdt de begeleiding van het proces in inclusief een waardebepaling.”Uit beide mails volgt niet dat partijen op zoek waren naar een mediator die hen bij elkaar zou brengen, zoals [eiser sub 1] heeft verklaard tijdens de mondelinge behandeling. Vast staat verder dat [eiser sub 1] ook niet in die zin heeft gereageerd richting [gedaagde] of [A] . Na deze mailtjes heeft [eiser sub 1] op 22 november 2018 aan [A] gemaild:
“dank [A (voornaam)] ”en op 27 november 2018 aan [gedaagde] :
“Ik heb mijn eigen adviseur en advocaat. Jij bent vrij om hetzelfde te doen.”Als het daadwerkelijk zo was dat [eiser sub 1] niet heeft opgezegd of niet bedoeld heeft op te zeggen in het gesprek van 14 november 2018, had het voor de hand gelegen dat [eiser sub 1] op deze mails van [gedaagde] en [A] anders had gereageerd. Deze mails gingen er immers van uit dat [eiser sub 1] had opgezegd en dat partijen aan de slag gingen met de financiële afwikkeling van de vof.
5.De beslissing
14 april 2021voor het nemen van een akte door [gedaagde] over hetgeen is vermeld onder 4.23, waarna [eiser sub 1] op de rol van zes weken daarna een antwoordakte kan nemen,