ECLI:NL:RBMNE:2021:6653

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 mei 2021
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
UTR 20/1096
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake kinderopvangtoeslag door termijnoverschrijding

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiseres tegen een besluit van de Belastingdienst / Toeslagen behandeld. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van 24 november 2018, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep te laat is ingediend. Volgens de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) dient een beroepschrift binnen zes weken na de datum van het besluit of de bekendmaking daarvan te worden ingediend. Eiseres had haar beroepschrift pas op 4 februari 2020 ingediend, terwijl dit uiterlijk op 7 januari 2019 ontvangen had moeten zijn. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om eiseres uit te nodigen voor een zitting, omdat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en verklaart het beroep als zodanig. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier N.J.R. Kalaykhan, en is openbaar gemaakt op 7 mei 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1096

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 mei 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: R. van ‘t Klooster),
en

de Belastingdienst / Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder van
24 november 2018.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)) . Eiseres is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. In een zaak die valt onder Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), zoals deze zaak, moet een beroepschrift worden ingediend binnen zes weken na de datum waarop dat besluit is genomen of - als het besluit pas later bekend is gemaakt - binnen zes weken na de datum van bekendmaking (artikel 36 van de Awir). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. Eiseres heeft bij brief van 3 februari 2020 aan verweerder verzocht om eerdere afwijzingen van verzoeken om herziening van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2012 en 2013 opnieuw te boordelen en haar situatie mee te nemen in het onderzoek van de commissie Donner. Verweerder heeft aanleiding gezien deze brief door te sturen naar de rechtbank om als beroep te behandelen. Het beroep zou gericht zijn tegen het besluit op bezwaar van 24 november 2018.
4. Voor zover de brief van 3 februari 2020 moet worden opgevat als een beroep tegen het besluit van 24 november 2018 is dit beroep te laat ingediend. Het beroepschrift had uiterlijk op 7 januari 2019 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. Verweerder heeft het beroepschrift ontvangen op 4 februari 2020 en naar de rechtbank doorgestuurd om te behandelen. Dat is te laat. Eiseres heeft geen verschoonbare reden opgegeven op grond waarvan de rechtbank het beroep wel in behandeling had moeten nemen.
5. Uit de brief van 3 februari 2020 kan worden opgemaakt dat het verzoek van eiseres verband houdt met de onderzoeksresultaten van de commissie-Donner en het daarin gegeven advies om de dossiers van gedupeerde ouders nader te onderzoeken om te kijken of zij voor compensatie in aanmerking komen. Eiseres geeft ook aan dat zij op 20 januari 2020 naar een bijeenkomst is geweest voor ouders die slachtoffer waren van de terugvordering van de kinderopvangtoeslag. De brief van eiseres van 3 februari 2020 moet daarom opnieuw door verweerder worden beoordeeld in het licht van het vorenstaande. De rechtbank zal de brief van 3 februari 2020 daarom terug sturen aan verweerder met het doel dat deze in behandeling wordt genomen.
6. Het beroep kan vanwege de termijnoverschrijding door de rechtbank niet inhoudelijk in behandeling worden genomen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier. De beslissing is uitgesproken op 7 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.