ECLI:NL:RBMNE:2021:6654

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 november 2021
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
UTR 20/443
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de Belastingdienst / Toeslagen behandeld. Het besluit waartegen eiser in beroep gaat, dateert van 1 augustus 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift van eiser te laat is ingediend, namelijk op 28 januari 2020, terwijl de termijn voor indiening op 12 september 2019 verstreken was. De rechtbank heeft geen zitting belegd, omdat dit in deze zaak niet nodig was, gezien de te late indiening van het beroep.

De rechtbank overweegt dat volgens de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) een beroepschrift binnen zes weken na de bekendmaking van het besluit moet worden ingediend. Eiser was in de veronderstelling dat hij niet te laat was, omdat hij contact had opgenomen met een medewerker van de Belastingdienst. Echter, de rechtbank oordeelt dat de door eiser aangevoerde redenen voor de te late indiening geen geldige redenen zijn. De rechtbank benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van eiser is om tijdig beroep in te stellen.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet inhoudelijk kan worden behandeld, omdat het kennelijk niet-ontvankelijk is. Er zijn geen omstandigheden die de te late indiening kunnen rechtvaardigen. De rechtbank wijst erop dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift een fatale termijn is, die niet kan worden verlengd. De beslissing van de rechtbank is dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse en is openbaar gemaakt op 8 november 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/443

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de Belastingdienst / Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: L. Slomp).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van
1 augustus 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. In een zaak die valt onder Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), zoals deze zaak, moet een beroepschrift worden ingediend binnen zes weken na de datum waarop dat besluit is genomen of - als het besluit pas later bekend is gemaakt - binnen zes weken na de datum van bekendmaking (artikel 36 van de Awir). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 1 augustus 2019. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 12 september 2019 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 28 januari 2020. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Eiser geeft aan dat hij in de veronderstelling was dat hij niet te laat is. Eiser heeft contact opgenomen met een medewerker, omdat het niet duidelijk was voor eiser waar hij bezwaar op moest maken. Eiser dacht dat alles goed verliep.
5. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt. De door hem naar voren gebrachte reden voor het te laat indienen van het beroepschrift is volgens de rechtbank geen geldige reden. In de bijlage van het besluit van verweerder van 1 augustus 2019 staat vermeld dat eiser binnen zes weken in beroep kan gaan indien hij het niet eens is met het besluit. Het is de verantwoordelijkheid van eiser om op tijd beroep in te stellen of dat voor hem te laten doen. Dat eiser dat niet heeft gedaan, komt voor zijn rekening en risico. Verder overweegt de rechtbank dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift een fatale termijn van openbare orde is, die door de rechtbank ambtshalve moet worden beoordeeld. Dit betekent dat de duur van die termijn niet kan worden gewijzigd en dat het beroep zonder verschoonbare omstandigheden, zoals in dit geval, niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
6. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier. De beslissing is uitgesproken op 8 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.