ECLI:NL:RBMNE:2021:6655

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
UTR 20/918
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiseres tegen een besluit van de Belastingdienst / Toeslagen behandeld. Het besluit waartegen het beroep is ingesteld, dateert van 28 januari 2019. Eiseres heeft haar beroepschrift te laat ingediend, namelijk op 1 augustus 2019, terwijl dit uiterlijk op 11 maart 2019 had moeten gebeuren. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat in zaken die vallen onder de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), het beroepschrift binnen zes weken na de bekendmaking van het besluit moet worden ingediend. Eiseres heeft geen geldige reden opgegeven voor de te late indiening van haar beroep, zelfs niet na een verzoek van de rechtbank om dit te verduidelijken.

Aangezien het beroep niet tijdig is ingediend, kan de rechtbank de zaak niet inhoudelijk behandelen. De rechtbank verklaart het beroep dan ook niet-ontvankelijk en wijst erop dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer en is openbaar gemaakt op 2 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/918

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 maart 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

de Belastingdienst / Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: A. Pasma).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder van
28 januari 2019.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Eiseres is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. In een zaak die valt onder Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), zoals deze zaak, moet een beroepschrift worden ingediend binnen zes weken na de datum waarop dat besluit is genomen of - als het besluit pas later bekend is gemaakt - binnen zes weken na de datum van bekendmaking (artikel 36 van de Awir). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 28 januari 2019. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 11 maart 2019 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. Verweerder heeft het beroepschrift ontvangen op 1 augustus 2019 en het ter behandeling doorgestuurd naar de rechtbank. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiseres niets aan kan doen.
4. Eiseres heeft geen reden gegeven waarom zij te laat was. Ook niet nadat daarom door de rechtbank is gevraagd.
5. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Eiseres krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier. De beslissing is uitgesproken op 2 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.