ECLI:NL:RBMNE:2021:668

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2021
Publicatiedatum
22 februari 2021
Zaaknummer
UTR 20/725
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Definitieve vaststelling van zorgtoeslag en kindgebonden budget; beroep ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen over de definitieve vaststelling van zorgtoeslag en kindgebonden budget voor het jaar 2018. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Belastingdienst, waarin haar recht op zorgtoeslag en kindgebonden budget was vastgesteld op basis van een gezamenlijk inkomen van € 28.304. Echter, na herberekening bleek het gezamenlijke inkomen van eiseres en haar echtgenoot in 2018 € 37.125 te zijn, wat boven de maximale inkomensgrens van € 35.996 ligt. Hierdoor had eiseres geen recht meer op zorgtoeslag en was het recht op kindgebonden budget verlaagd, wat resulteerde in een terugbetaling van € 1.661.

Tijdens de zitting op 1 december 2020, die via een Skype-verbinding plaatsvond, heeft eiseres haar bezwaren toegelicht. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst correct had gehandeld en de berekeningen juist waren uitgevoerd. Eiseres stelde dat zij geen inkomen had om het terug te betalen bedrag te voldoen, maar de rechtbank wees erop dat haar echtgenoot wel inkomen had en ook verantwoordelijk was voor de terugbetaling. Eiseres werd ook niet gediscrimineerd, aangezien het systeem van voorschotten en latere vaststelling voor iedereen in Nederland geldt.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/725
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 februari 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: A.A. Wubs).

Procesverloop

Bij besluit van 2 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het recht van eiseres op zorgtoeslag en kindgebonden budget voor het jaar 2018 definitief vastgesteld.
Bij besluit van 6 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2020 via een Skype-verbinding. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Verweerder heeft aan eiseres voorschotten zorgtoeslag en kindgebonden budget toegekend voor 2018. Het voorschot voor de zorgtoeslag bedroeg € 1.061 en voor het kindgebonden budget was dat € 1.599. Daarbij ging verweerder uit van een (geschat) gezamenlijk inkomen in 2018 van eiseres en haar echtgenoot van € 28.304.
Daarna is bij verweerder bekend geworden dat het gezamenlijke inkomen van eiseres en haar echtgenoot in 2018 een stuk hoger lag, namelijk € 37.125. Verweerder heeft vervolgens het recht op zorgtoeslag en kindgebonden budget voor 2018 opnieuw berekend en definitief vastgesteld. Omdat het gezamenlijke inkomen boven de maximale inkomensgrens van € 35.996 komt, hebben eiseres en haar echtgenoot geen recht meer op zorgtoeslag. Het recht op kindgebonden budget is door het hogere inkomen omlaag gegaan. Als gevolg hiervan moeten eiseres en haar echtgenoot € 1.661 terugbetalen.
Eiseres vraagt zich af of verweerder geen fouten heeft gemaakt, maar volgens de rechtbank is dat niet het geval. Verweerder heeft op de juiste manier berekend waar eiseres recht op heeft.
Eiseres zegt verder dat zij geen inkomen heeft om het bedrag van € 1.661 terug te betalen. De rechtbank vindt dat dit geen reden is voor verweerder om haar de schuld kwijt te schelden. De echtgenoot van eiseres heeft wel inkomen en ook hij is verantwoordelijk voor de terugbetaling van het bedrag. Als eiseres en haar echtgenoot het niet in één keer kunnen terug betalen, kunnen zij vragen om een betalingsregeling.
De rechtbank ziet tot slot geen reden om te denken dat eiseres wordt gediscrimineerd, zoals zij op de zitting heeft gesuggereerd. Het systeem van voorschotten en latere vaststelling van het definitieve recht geldt voor iedereen in Nederland, ongeacht zijn of haar achternaam.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2021 door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.