Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
747,00
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 november 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde] B.V. [eiser], die sinds 1 februari 2021 als asbestsaneerder in dienst was bij [gedaagde], vorderde betaling van achterstallig salaris en andere vergoedingen. [gedaagde] betwistte de vorderingen en stelde dat [eiser] op staande voet was ontslagen, wat door [eiser] werd ontkend. De kantonrechter oordeelde dat de dagvaarding correct was uitgebracht en dat er voldoende spoedeisend belang was voor de vorderingen van [eiser]. De kantonrechter concludeerde dat [gedaagde] niet voldoende had onderbouwd dat [eiser] op staande voet was ontslagen en dat [eiser] recht had op doorbetaling van zijn salaris. De vorderingen van [eiser] werden grotendeels toegewezen, inclusief de betaling van achterstallig salaris, wettelijke verhogingen en proceskosten. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] ook verplicht was om salarisstroken te verstrekken aan [eiser].