ECLI:NL:RBMNE:2021:67
Rechtbank Midden-Nederland
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz)
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Maachi, en verweerder, Centrum Indicatiestelling Zorg, vertegenwoordigd door mr. J.E. Koedood. Eiser had een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), welke door verweerder bij besluit van 6 december 2019 was afgewezen. Verweerder stelde dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor zorg op basis van de Wlz, wat eiser betwistte door bezwaar aan te tekenen. Het bezwaar werd ongegrond verklaard bij besluit van 7 mei 2020, waarna eiser beroep instelde.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om zijn stelling dat hij een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur zorg in de nabijheid had, te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat het medisch advies van de medisch adviseur van verweerder zorgvuldig tot stand was gekomen en dat eiser geen medische stukken had overgelegd die de beoordeling van de medisch adviseur in twijfel trokken. De rechtbank benadrukte dat eiser in staat was om hulp in te roepen en dat de medische informatie in het dossier dit bevestigde.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de stelling van eiser over regieproblemen niet nader was toegelicht of onderbouwd, en dat persoonlijke begeleiding vanuit de gemeente mogelijk was. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat de uitspraak openbaar is gedaan. Eiser kan binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.