2.2Eiseres heeft ook nog aangevoerd dat verweerder, in strijd met artikel 40 van de Wet WOZ en artikel 7:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft gehandeld, door in de bezwaarfase niet de verzochte grondstaffel en de taxatiekaart met de KOUDV- en liggingsfactoren van de woning en de vergelijkingsobjecten te verstrekken. Verweerder heeft dit verzoek geen gehoor aan gegeven en heeft daardoor geen inzicht gegeven in de door hem gedane taxatie. Eiseres verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar het arrest van de Hoge Raad van 17 augustus 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1316). 3. Verweerder moet aannemelijk maken dat hij de WOZ-waarde van woning niet hoger dan de waarde in het economisch verkeer heeft vastgesteld. De waarde in het economisch verkeer wordt bepaald door middel van de vergelijkingsmethode, waarbij rekening moet worden gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentiewoningen. Dit volgt uit de artikelen 17 en 18 van de Wet WOZ, de Uitvoeringsregeling en de rechtspraak in woz-zaken.
4. Verweerder heeft een taxatierapport overgelegd, waarin de woning is vergeleken met
- [adres] , verkocht op 18 december 2018 voor € 357.500,-;
- [adres] , verkocht op 29 januari 2019 voor € 305.000,-;
- [adres] , verkocht op 11 december 2018 voor € 300.000,-; en
- [adres] , verkocht op 22 februari 2019 voor € 335.000,-.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het taxatierapport en de
toelichting die daarop ter zitting is gegeven, aannemelijk heeft gemaakt dat € 301.000,- als waarde van de woning niet te hoog is. Uit dit taxatierapport blijkt dat de waarde van de woning is bepaald met behulp van een methode van vergelijking met referentiewoningen van hetzelfde type, waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. Daarmee maakt verweerder aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning. Met de taxatiematrix heeft verweerder de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen inzichtelijk gemaakt.
6. De stelling van eiseres dat bij de waardebepaling onvoldoende rekening is gehouden met de ligging nabij de [weg] kan niet tot een ander oordeel leiden, nu de genoemde referentiewoningen dezelfde ligging hebben.
7. Dat het indexeringspercentage niet inzichtelijk is gemaakt kan evenmin tot een ander oordeel leiden. De rechtbank overweegt hieromtrent dat de gerealiseerde verkoopprijzen van de genoemde referentiewoningen binnen één maand vóór en één maand ná de waardepeildatum zijn gerealiseerd. Gelet hierop is nauwelijks sprake van indexering.
8. Eiser heeft vervolgens aangevoerd dat verweerder geen rekening heeft gehouden met het feit dat in de transactiesommen van de vergelijkingsobjecten een aandeel in het reservefonds van de VvE is opgenomen dat op de transactiesom in mindering moet worden gebracht.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat wanneer sprake is van een kleine reserve, in relatieve termen een reserve van minder dan 5% van de koopsom of de marktwaarde, de WOZ-taxateur een nadere analyse achterwege mag laten. Hiervoor is gewezen op de antwoorden van de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties aan de Tweede Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 2018-2019, Aanhangsel, nr. 2718, vragen 9 en 10).
De rechtbank is in navolging van het gerechtshof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2019:2863) van oordeel dat verweerder het bij de referentieobjecten aanwezige aandeel in het reservefonds van de VvE uit de koopsommen van deze objecten had moeten halen alvorens deze te vergelijken met de woning van eiser. De taxateur heeft in zijn rapport bij de genoemde referentieobjecten het aandeel in het reservefonds van de VvE weergegeven. Uitgaande van deze reserves leiden de geschoonde koopsommen van de referentieobjecten niet tot een lagere WOZ-waarde voor de woning.
9. Op grond van vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2019 aannemelijk heeft gemaakt.
De op de zaak betrekking hebbende stukken
10. Eiser heeft in het bezwaarschrift verzocht om de grondstaffel en de taxatiekaart met KOUDV- en liggingsfactoren over te leggen. Dat is een verzoek in de zin van artikel 40 van de Wet WOZ. Ter zitting is aangegeven dat een grondstaffel in dit geval geen rol speelt.
Gelet op de ruime beschikbaarheid van goede vergelijkbare verkopen van referentiewoningen vlakbij de waardepeildatum zijn de overige gegevens niet noodzakelijk voor de beoordelingen van de correctheid van de waardebepaling.
Hoewel verweerder in zijn verweerschrift heeft erkend dat de gevraagde stukken niet overgelegd zijn, is er derhalve geen reden om het beroep gegrond te verklaren wegens het niet verstrekken van die gegevens.
11. Het beroep is ongegrond.