ECLI:NL:RBMNE:2021:6751

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
1614849421
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en vrijspraak van diefstal na gewelddadig incident in Veenendaal

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 december 2021 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadig incident op 27 maart 2021 in Veenendaal. Tijdens dit incident, dat plaatsvond in een tuinhuisje, zijn meerdere slachtoffers mishandeld en zijn goederen weggenomen. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit feit. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan het medeplegen van mishandeling van meerdere slachtoffers. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 228 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 80 uren opgelegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die recentelijk positieve veranderingen in zijn leven had doorgemaakt. De benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], vorderden schadevergoeding, welke door de rechtbank gedeeltelijk werd toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/148494-21; 16/160852-20 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats 1] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 september, 2 november en 3 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en raadsman, mr. S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem, waarnemende voor mr. S. Grilk, alsmede de raadsvrouw M. Kubatsch, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
t.a.v. feit 1:op 27 maart 2021 te Veenendaal samen met anderen met braak en (bedreiging met) geweld goederen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft gestolen;
t.a.v. feit 2:op 27 maart 2021 te Veenendaal samen met anderen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 ten laste gelegde. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat het geweld niet is gepleegd met het oogmerk om een diefstal voor te bereiden of te vergemakkelijken. Verdachte heeft geen geweld gepleegd dat gekoppeld kan worden aan de wegneming en verdachte heeft pas gezien dat er spullen zijn weggenomen toen hij thuis kwam.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder feit 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe dat medeverdachte [medeverdachte 1] verdachte en de overige medeverdachten in de veronderstelling heeft gebracht dat hij bedreigd zou worden. Hierop zijn verdachte en drie medeverdachten ter plaatse gekomen om [medeverdachte 1] te hulp te schieten en duidelijk te maken dat ze hem met rust moeten laten. Uit niets volgt dat ook het wegnemen van goederen deel uit zou maken van dit plan. Weliswaar hebben medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij het verlaten van het gebouw spullen gestolen, maar bewijsmiddelen dat dit op het moment van het plegen van geweld is opgemerkt door de overige verdachten of dat daarover afspraken zijn gemaakt, ontbreken. Mogelijk hebben zij bij het verlaten van het pand of de autorit terug deze goederen wel gezien, maar deze mogelijke waarneming achteraf is onvoldoende om tot het in de tenlastelegging genoemde oogmerk te komen. Dat moet immers hebben bestaan ten tijde van het plegen van het geweld. Het dossier omvat in het geval van verdachte zodoende onvoldoende bewijs om te kunnen vaststellen dat verdachte geweld heeft gebruikt met het doel om een diefstal voor te bereiden, te vergemakkelijken danwel de buit te verzekeren. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte uitsluitend meeging om bij de vermeende belagers van [medeverdachte 1] verhaal te halen.
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op 27 maart [
2021] omstreeks 00:55 uur bevond ik mij in de schuur bij mijn ouders gelegen aan de [adres 2] te [woonplaats 2] . Korte tijd later stonden er vijf man voor de deur. Ik zag en hoorde dat ze het raam van de toegangsdeur van de schuur insloegen. Een vriend van mij genaamd [slachtoffer 6] kreeg daarbij glas in zijn gezicht en bloedde ook. De mannen gooiden direct met stoelen naar ons en sloegen ons met gebalde vuist. Ik zag dat één van de mannen een ketting bij zich had en hiermee [slachtoffer 2] raakte in de nek. [2]
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] werden geraakt door de stoelen, zij bleven namelijk beneden. Ik was naar boven gegaan met [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 4] . [3] Ik weet zeker dat ik klappen kreeg van twee personen. Dit waren kale jongens. Ik werd meerdere keren kort achter elkaar met vuisten geslagen. Ik heb gezien dat [slachtoffer 5] ook klappen kreeg van de kale mannen die mij ook sloegen. Ik heb gezien dat [slachtoffer 5] door hen met hun vuisten werd geslagen. [4]
Ik heb aan beide kanten van mijn hoofd pijn. Ik heb een blauwe plek op mijn slaap aan mijn linkerzijde en op mijn achterhoofd heb ik een hoofdwond. Ik heb ook pijn aan mijn neus en aan mijn rechterjukbeen onder mijn oog. Ik heb ook letsel opgelopen aan mijn onderlip en aan een tand in mijn onderkaak. Aan mijn linker bovenbeen ondervind ik ook pijn. [5]
[slachtoffer 3] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik zag dat de ruit van de tuindeur met een kettingslot werd ingeslagen. De groep jongens kwam op mij erg agressief over. [6] Een jongen kwam op mij afrennen en stootte mij tweemaal met gebalde vuist op mijn linkerwang. De jongen in het midden van de ruimte met het kettingslot in zijn hand schreeuwde dreigende taal. Ik maak jullie allemaal dood. Een jongen uit de groep tegenover mij gooide met lege flessen door de ruimte heen. Een lege fles raakte [slachtoffer 2] tegen zijn borst. Ik zag dat [slachtoffer 2] werd geslagen met het kettingslot in zijn nek. [7]
[slachtoffer 2] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik zag en hoorde dat de mannen het ruitje van de deur intikten en er glas in het rond vloog. Ik zag dat een van de mannen een kettingslot in zijn handen had. Ik zag de mannen stoelen en flessen drank naar ons toe gooiden. Teven hoorde ik een van de mannen roepen: ‘Wie heeft mijn neefje geslagen, ik maak je kankerdood’. [8] Ik zag dat de man met het kettingslot uithaalde en dat hij het kettingslot met kracht in mijn nek sloeg. Ik voelde gelijk pijn in mijn nek. De man had mij aan de linkerzijde van mijn nek geslagen. Ik zag dat de mannen met bekers die op de tafel stonden gooiden. [9]
[slachtoffer 6] heeft onder meer het volgende verklaard:
De mannen hebben de ruiten van de deur ingeslagen en zijn binnengekomen. Ze begonnen meteen iedereen die binnen was te slaan. Ik ben vervolgens naar boven gelopen. Drie van deze mannen kwamen naar boven en begonnen mij te slaan. Ik ben hard op mijn hoofd geslagen en ben even out gegaan. De mannen zijn door gegaan en hebben van alles kapot geslagen. [10]
Ter terechtzitting heeft verdachte het volgende verklaard:
‘ [medeverdachte 1] belde op omdat hij bedreigd zou worden en we zijn daar heen gegaan om verhaal te halen. Toen is het uit de hand gelopen. Ik heb het raam van huis kapot gemaakt met een kettingslot. Ik had dit kettingslot om mijn nek hangen en meegenomen ter zelfverdediging. Ik heb iemand een klap gegeven met het slot. [11]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 27 maart 2021 te Veenendaal, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft mishandeld door:- die voornoemde personen meerdere keren te slaan en/of te stompen in/op het gezicht en het lichaam; en- die voornoemde [slachtoffer 2] éénmaal met een kettingslot te slaan in/op/tegen de nek; en- meerdere malen met stoelen en flessen te gooien tegen (en in de richting van) die voornoemde personen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, inclusief een contactverbod met medeverdachten, voor zolang de reclassering dat nodig acht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat bij vonnis de schorsing wordt opgeheven.
8.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de diefstal met geweld. De strafmaat voor de onder feit 2 ten laste gelegde mishandeling is significant lager. De raadsman verzoekt de rechtbank om te volstaan met een straf conform de reeds ondergane voorlopige hechtenis en voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman stelt zich op het standpunt dat het contactverbod niet ten aanzien van de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] moet worden opgelegd, omdat zij familie zijn van elkaar en een contactverbod een te grote beperking op de bewegingsvrijheid van verdachte met zich meebrengt.
Voorts merkt de raadsman op dat er geen enkele reden is om verdachte opnieuw in voorlopige hechtenis te brengen, omdat het recidivegevaar kan worden ingeperkt door de schorsingsvoorwaarden. Dat is na een veroordeling niet anders. De raadsman verwijst daarbij naar een uitspraak van het Hof Amsterdam van 26 mei 2015. [12]
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een ernstige mishandeling. Verdachte en zijn mededaders zijn op privéterrein een tuinhuisje binnengevallen waar aangever [slachtoffer 1] met zijn vrienden aanwezig was. Op deze plek hadden zij zich veilig moeten kunnen voelen. Verdachte en zijn mededaders hebben hier om de vermeende belagers van [medeverdachte 1] een lesje te leren een grote ravage aangericht en veel geweld gebruikt. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij met een groep, bestaande uit overwegend volwassen personen, een groep minderjarigen heeft mishandeld. De slachtoffers zijn erg bang geweest en [slachtoffer 2] is door het ambulancepersoneel ter controle meegenomen naar het ziekenhuis. Op een foto in het dossier is een afdruk van het kettingslot in de nek van [slachtoffer 2] zichtbaar.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 23 november 2021 waaruit blijkt dat verdachte op 23 augustus 2021 ter zaken van de Wegenverkeerswet 1994 is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. De rechtbank houdt hier ingevolge artikel 63 Sr rekening mee bij het opleggen van de straf. De rechtbank houdt daarnaast in het nadeel van verdachte ook rekening met het feit dat verdachte veelvuldig eerder is veroordeeld voor (onder meer) geweldsdelicten.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een rapport van de reclassering van 2 december 2021, opgesteld door mw. M. van Schie, reclasseringsmedewerker. De reclassering constateert dat het leven van verdachte in de periode van het ten laste gelegde feit veel instabiliteit kende. Verdachte had geen huisvesting, inkomen of dagbesteding en er was sprake van overmatig middelengebruik. Verdachte was de grip op zichzelf kwijtgeraakt en zat in een neerwaartse spiraal. Vanaf de schorsing van de voorlopige hechtenis woont verdachte bij Stichting [naam stichting] (begeleid wonen), is hij in behandeling voor zijn middelenproblematiek en heeft een stabiele relatie. Verdachte heeft een baan en inkomen en laat zich bij zijn financiën begeleiden door stichting [naam stichting] . Omdat er zich nog obstakels kunnen voordoen met betrekking tot de verslavingsproblematiek van verdachte acht de reclassering het van belang om bij een eventuele veroordeling bijzondere voorwaarden op te leggen om de reeds ingezette positieve lijn te kunnen voortzetten. De reclassering adviseert de rechtbank om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling bij de verslavingszorg, verblijf bij Stichting [naam stichting] , een contactverbod met medeverdachten en aangevers, meewerken aan schuldhulpverlening, meewerken aan middelencontrole en het vinden en behouden van een dagbesteding.
Strafoplegging
De rechtbank houdt er rekening mee dat het een ernstige mishandeling betreft waarbij aansluiting zoeken bij de LOVS-oriëntatiepunten voor eenvoudige mishandeling niet passend is. Strafverzwarend is dat de mishandeling heeft plaatsgevonden bij een van de slachtoffers thuis. Verdachte heeft over een toegangshek heen moeten klimmen en het tuinhuis moeten openbreken om bij de slachtoffers te komen. Strafverzwarend is ook dat verdachte beduidend ouder was dan zijn medeverdachten en dat van hem verwacht mag worden dat hij zich niet zomaar laat meeslepen. Ook het slaan met een kettingslot en het strafblad van verdachte maken dat in de zaak van verdachte van dat de LOVS-oriëntatiepunten voor mishandeling naar boven dient te worden afgeweken. De door de officier van justitie geëiste straf is naar het oordeel van de rechtbank echter te hoog, gelet op het hetgeen in vergelijkbare zaken wordt opgelegd en gelet op het feit dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt. De rechtbank is van oordeel dat de feiten op zichzelf een gevangenisstraf van een aantal maanden zouden rechtvaardigen. De rechtbank houdt echter ook rekening met de aantoonbaar positieve lijn die verdachte de afgelopen periode heeft ingezet en met de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd. Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 228 dagen opleggen, waarvan een gedeelte van 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De noodzaak tot een contactverbod met familieleden is de rechtbank onvoldoende gebleken en zal dan ook niet worden opgelegd. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 80 uren opleggen.

9.BENADEELDE PARTIJEN

Benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.000,-, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de hoogte van de immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag €500,00.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het hiervoor onder rubriek 5 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 500,00 voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vergoeding voor immateriële schade dan ook tot dit bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot de dag van volledige betaling, en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot hoofdelijke betaling aan de Staat van het bedrag van € 500,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank stelt het aantal dagen gijzeling op 10 dagen, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 885,-. Dit bedrag bestaat uit € 385,- materiële schade en € 500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde.
9.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.5
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich niet verzet tegen het toekennen van de vordering van de benadeelde partij.
9.6
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
[slachtoffer 2] heeft aan materiële schade een bedrag gevorderd van € 385,00, ter zake van kosten voor het eigen risico. De rechtbank zal dit bedrag aan materiële schade hoofdelijk toewijzen nu dit bedrag de rechtbank niet onredelijk voorkomt en de schade voldoende is onderbouwd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot de dag van volledige betaling.
Immateriële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het hiervoor onder rubriek 5 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 500,00 voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vergoeding voor immateriële schade dan ook tot dit bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot hoofdelijke betaling aan de Staat van het bedrag van € 835,00 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank stelt het aantal dagen gijzeling op 16 dagen, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter van rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 26 oktober 2020 (parketnummer 16/160852-20) is aan verdachte een gevangenisstraf opgelegd van 1 week voorwaardelijk, waarbij als voorwaarde is gesteld dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer te leggen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering ten uitvoer dient te worden afgewezen, omdat verdachte in korte tijd een zeer grote gedragsverandering heeft laten zien. Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht om bij een toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een nieuw strafbaar feit, zoals bewezen verklaard in dit vonnis. De rechtbank ziet geen redenen om de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen of om voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf. Om die redenen zal de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één week alsnog ten uitvoer gelegd worden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals die artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het in rubriek 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 228 dagen;
- bepaalt dat een gedeelte van
de gevangenisstraf van 120 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 3 jaren vast;
-
als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
-
stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis zal meldt bij de Iris Zorg, Verslavingsreclassering, op het adres Tarweweg 20 , 6534 AM te Nijmegen (tel: 088 606 1600), zo lang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht om het reclasseringstoezicht uit te oefenen;
* meewerkt aan behandeling bij de verslavingszorg, zo lang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener hem geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel uitmaken van deze behandeling;
* meewerkt aan behandeling bij de Waag, of een soortgelijke zorgverlener, zulks te bepalend door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener hem geeft voor de behandeling;
* verblijft bij Stichting [naam stichting] . De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en aan het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt dat verdachte moet meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* meewerkt aan middelencontrole om het middelengebruik te beheersen (alcohol en indien de reclassering nodig acht drugs). De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek gebruiken voor die controle (blaastest). De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
* meewerkt aan het vinden en behouden van een dagbesteding in de vorm van (vrijwilligers)werk of een opleiding;
* op geen enkele wijze contact zoekt of heeft – direct of indirect – met [slachtoffer 1]
geboren [geboortedatum 2] -2002, [slachtoffer 3] geboren op [geboortedatum 3] -2001, [slachtoffer 2] geboren [geboortedatum 4] -2001, [A] [geboortedatum 5] -2006, [B] geboren [geboortedatum 6] -2004, [slachtoffer 6] geboren [geboortedatum 7] -2001 en [C] geboren [geboortedatum 8] -2005, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* zich niet bevindt in de [straat] te [plaats 2] ;
* waarbij de rechtbank de reclassering opdracht geeft om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 80 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering hoofdelijk toe tot een bedrag van € 500,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot hoofdelijke betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot aan de dag van algehele betaling, behalve voor zover dit bedrag al door of namens zijn mededaders is betaald;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot aan de dag van algehele betaling, behalve voor zover dit bedrag al door of namens zijn mededaders is betaald, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade heeft/hebben vergoed;
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering hoofdelijk toe tot een bedrag van € 885,00, bestaande uit €385 materiële schade en €500,00 immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot hoofdelijke betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot aan de dag van algehele betaling, behalve voor zover dit bedrag al door of namens zijn mededaders is betaald;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 885,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot aan de dag van algehele betaling, behalve voor zover dit bedrag al door of namens zijn mededaders is betaald, bij niet betaling aan te vullen met 16 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade heeft/hebben vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mrs. J.O. Zuurmond en J. de Bruin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 december 2021.
mr. J. de Bruin is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 27 maart 2021 te Veenendaal, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een speaker (merk: JBL) en/of
- één of meerdere jassen (merk: Armani en/of Airforce) en/of
- een oplader en/of
- één of meerdere oortjes (merk: JBL) en/of
- een hoeveelheid contant geld (ongeveer: 150 euro) en/of
- één of meerdere tanks/flessen met lachgas en/of
- één of meerdere sleutels, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met
het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- die voornoemde personen één of meerdere te slaan en/of te stompen in/op het
gezicht althans het lichaam en/of
- die voornoemde [slachtoffer 2] één of meerdere malen met een kettingslot, in elk geval
een hard en/of zwaar voorwerp, te slaan in/op/tegen de nek althans het lichaam en/of
- één of meerdere malen met stoelen en/of (glazen)flessen en/of bekers te gooien in/op/tegen (de richting van) die voornoemde personen en/of
- die voornoemde personen de woorden toe te voegen "ik maak jullie allemaal dood" en/of "wie heeft mijn neefje geslagen, ik maak je kankerdood" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht )
2. hij op of omstreeks 27 maart 2021 te Veenendaal, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft mishandeld door
- die voornoemde personen één of meerdere te slaan en/of te stompen in/op het gezicht althans het lichaam en/of
- die voornoemde [slachtoffer 2] één of meerdere malen met een kettingslot, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp, te slaan in/op/tegen de nek althans het lichaam en/of
- één of meerdere malen met stoelen en/of (glazen)flessen en/of bekers te gooien in/op/tegen (de richting van) die voornoemde personen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van10 juli 2021, genummerd PL0900-2021094294, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 291. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 80.
3.Een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] , p. 88.
4.Een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] , p. 90.
5.Een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] , p. 85.
6.Een proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer 3] , p. 94.
7.Een proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer 3] , p. 95.
8.Een proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer 2] , p. 98.
9.Een proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer 2] , p. 99.
10.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 6] , p. 117.
11.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 3 december 2021.
12.Gerechtshof Amsterdam 26 mei 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2848.