ECLI:NL:RBMNE:2021:68

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 januari 2021
Publicatiedatum
14 januari 2021
Zaaknummer
UTR 20/3538
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om bijstand wegens weigering huisbezoek en niet voldoen aan medewerkingsplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. A. Yüksel, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, vertegenwoordigd door J.C. de Roos. Eiseres had een aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet ingediend, maar deze werd afgewezen omdat zij weigerde medewerking te verlenen aan een huisbezoek dat noodzakelijk was om haar woonsituatie vast te stellen. De rechtbank oordeelde dat eiseres, door geen toestemming te geven voor het huisbezoek op 23 september 2019, niet voldeed aan haar medewerkingsplicht. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond. Tijdens de zitting, die via Skype plaatsvond, werd de zaak behandeld en na afloop werd onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank overwoog dat het van essentieel belang is dat de aanvrager duidelijkheid verschaft over zijn of haar woon- en leefsituatie. Eiseres had geen medische redenen aangevoerd die haar zouden beletten om medewerking te verlenen aan het huisbezoek. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor het college om aan te nemen dat eiseres niet in staat was om mee te werken. Bovendien werd vastgesteld dat eiseres geen nadere medische stukken had overgelegd die relevant waren voor de beoordeling van haar aanvraag. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en de afwijzing van haar aanvraag om bijstand in stand bleef.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3538

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

5 januari 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. A. Yüksel),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder
(gemachtigde: J.C. de Roos).

Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) van 15 augustus 2019 afgewezen. Volgens verweerder heeft eiseres de gevraagde medewerking, waartoe zij wettelijk [1] verplicht is, geweigerd. Eiseres heeft namelijk geen toestemming gegeven voor het afleggen van een noodzakelijk huisbezoek op 23 september 2019, om haar feitelijke woonsituatie vast te leggen. Als gevolg daarvan kan verweerder het recht op bijstand niet vaststellen [2] .
Eiseres is het hier niet mee eens en heeft op 30 september 2019 bezwaar gemaakt. Op 1 december 2019 heeft ze haar gronden van bezwaar aangevuld.
Bij besluit van 24 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Hierbij vermeldt verweerder dat in verband met de corona pandemie is afgezien van een hoorzitting in bezwaar.
Eiseres is het hier niet mee eens en heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via Skype for Business op 5 januari 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende uitleg.
2. Voor de beoordeling van het recht op bijstand is het van essentieel belang dat duidelijkheid bestaat omtrent de woon- en leefsituatie van eiseres. In het geval van een aanvraag ligt het op de weg van de aanvrager de nodige duidelijkheid te verschaffen. Vervolgens is het aan het bijstandverlenend orgaan om deze inlichtingen in het kader van de onderzoeksplicht op juistheid en volledigheid te controleren.
3. Tussen partijen is niet in geschil dat voor het huisbezoek op 23 september 2019 een redelijke grond bestond om de juistheid van de door eiseres verstrekte informatie door middel van het huisbezoek te verifiëren. Van eiseres kon dus in beginsel redelijkerwijs worden verlangd dat zij hieraan medewerking zou verlenen. Ook niet in geschil is dat aan eiseres duidelijk is gemaakt dat aan haar weigering om medewerking te verlenen aan het huisbezoek direct gevolgen zouden worden verbonden met betrekking tot haar aanvraag en haar recht op bijstand. Vaststaat dat eiseres desalniettemin geen toestemming heeft gegeven voor het huisbezoek op 23 september 2019.
4. Eiseres vindt dat verweerder had moeten afzien van een huisbezoek op dat moment en op later moment had moeten terugkomen vanwege haar medische toestand.
5. De rechtbank oordeelt dat gezien de feiten en omstandigheden op dat moment verweerder dat niet hoefde te doen. Immers, medewerkers van verweerder hebben eiseres die dag een stuk met de kinderen zien lopen, vervolgens in de auto van haar ex zien stappen om samen de kinderen naar school te brengen en bij terugkomst thuis hebben de medewerkers aangebeld voor een huisbezoek. Eiseres heeft toen, na een hersteltermijn, daarvoor geen toestemming gegeven met de verklaring: ‘
Ik heb geen zin in al die vragen. Ik heb niets te verbergen. Ik voel mij niet lekker. (…) Ik geef aan dat ik het niet wil horen. Ik hoef de verklaring niet voorgelezen te hebben. Ik hoef geen uitkering. Ik onderteken wel zonder de verklaring te lezen’. Gezien deze feiten en omstandigheden was er voor verweerder geen aanleiding om aan te nemen dat er een medisch beletsel was voor eiseres om medewerking te verlenen aan het huisbezoek. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om vast te stellen dat eiseres op dat moment niet in staat was mee te werken aan een huisbezoek. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet de vereiste medewerking verleend door haar toestemming voor het huisbezoek te weigeren. Dat levert een schending van de medewerkingsplicht op. Daarom is terecht de aanvraag afgewezen.
6. Eiseres vindt ook dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de nadere medische stukken, die zij in bezwaar tijdens de hoorzitting heeft overgelegd, en dat daarom het bestreden besluit onzorgvuldig is genomen.
7. De rechtbank ziet in de dossierstukken niet dat eiseres in deze procedure op enig moment voorafgaand aan het bestreden besluit nadere medische stukken, al dan niet in een hoorzitting, heeft overgelegd. De brief van eiseres in het dossier waarin zij nadere medische stukken vermeldt, ziet op een andere bezwaarprocedure. De rechtbank kan dan niet vaststellen dat eiseres vóór het bestreden besluit nadere stukken heeft ingebracht in deze zaak dan wel dat een hoorzitting heeft plaatsgevonden. Dan kan de rechtbank ook niet oordelen dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen dan wel ontoereikend is gemotiveerd door op die stukken niet in te gaan.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2021.
De rechter is verhinderd
het proces-verbaal te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Artikel 17, tweede lid, van de Pw
2.Artikel 11 van de Pw