ECLI:NL:RBMNE:2021:680

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
16/245677-20; 16/037206-20 (gev. ttz); 16/056495-20 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee minderjarige jongens voor gewapende overval en straatroof

Op 23 februari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee minderjarige jongens, die verdacht werden van meerdere strafbare feiten, waaronder een gewapende overval op een Albert Heijn in Hilversum op 11 juli 2020 en een straatroof op 9 september 2020. Tijdens de overval bedreigden de verdachten twee medewerkers met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en dwongen hen geld en sigaretten af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten, door hun gedrag, een ernstige inbreuk hebben gemaakt op de veiligheid en integriteit van de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachten schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, waaronder diefstal met geweld en bedreiging, en heeft hen een jeugddetentie van 240 dagen opgelegd, waarvan 142 dagen voorwaardelijk. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder begeleiding en behandeling. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan een van de slachtoffers, die als benadeelde partij was opgetreden. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/245677-20; 16/037206-20 (gev. ttz); 16/056495-20 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 februari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 februari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. V. Senczuk, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/245677-20, onder 1 (hierna: feit 1):
op 11 juli 2020 te Hilversum samen met een ander een gewapende overval heeft gepleegd op Albert Heijn;
onder 2 (hierna: feit 2):
op 9 september 2020 te Hilversum samen met een ander [slachtoffer 1] heeft beroofd van zijn mobiele telefoon, horloge en schoenen;
16/037206-20 (hierna: feit 3):
op 10 februari 2020 te Hilversum [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
16/056495-20, onder 1, primair (hierna: feit 4, primair):
op 7 februari 2020 te Hilversum heeft geprobeerd [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem in het gezicht te stompen of te slaan en hem tegen het gezicht te schoppen of te trappen;
subsidiair (hierna: feit 4, subsidiair):
op 7 februari 2020 te Hilversum [slachtoffer 3] heeft mishandeld;
onder 2 (hierna: feit 5):
op 7 februari 2020 te Hilversum openlijk geweld in vereniging heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert vrijspraak ten aanzien van het onder feit 4, primair en feit 5 tenlastegelegde en acht het onder feit 1 tot en met feit 3 en feit 4, subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 tenlastegelegde. Daartoe voert hij aan dat verdachte ontkent de overval te hebben gepleegd en dat verdachte niet de door de kassière genoemde overvaller met een Marokkaans accent kan zijn. Verdachte is weliswaar half Marokkaans maar zijn Marokkaanse vader is al voor zijn geboorte uit beeld verdwenen en verdachte heeft geen dergelijk accent.
Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte ontkent [slachtoffer 2] te hebben bedreigd. Hij wilde juist weg uit de situatie waarmee hij geconfronteerd werd. Verdachte is kort na de vermeende bedreiging aangehouden en bij hem werd op dat moment ook geen vuurwapen of een ander wapen aangetroffen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 en feit 2
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1
Aangever [aangever] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik ben bedrijfsleider van het Albert Heijn filiaal gevestigd te Hilversum.
Op zondag 12 juli 2020 is de kas geteld van de opbrengst van zaterdag 11 juli 2020. Daarbij kwam er een tekort van 375,55 euro en zeven pakjes Marlboro. Het totale bedrag aan sigaretten dat is weggenomen betreft 70,- euro. [2]
Getuige [slachtoffer 4] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik was aan het werk in de AH aan de [adres] . Ik werk hier
als kassamedewerkster. Ik had vandaag, 11-07-2020 dienst van 18.30 uur tot 22.15 uur.
Ik stond over de afloopband gebogen […] toen er twee jongens voor mij stonden. […] Ik zag dat de voorste jongen direct een vuurwapen op mij richtte. Het vuurwapen hield hij ter hoogte van mijn borst. Ik zag dat de afstand tussen mij en het vuurwapen ongeveer twintig centimeter was. Ik ben toen gaan zitten achter de kassa. Hij bewoog het wapen met mij mee en hield het gericht. Ik hoorde hem twee keer roepen: "Kassa open". […] Ik heb vervolgens de kassa open gedaan. […] Ik heb het niet zelf aan hem gegeven, maar ik ben naar achteren geschoven en deed mijn handen omhoog. [3] […] ik zag dat hij met zijn andere hand de kassa inging en geld uit de lade pakte. […] Gedurende de momenten dat de jongens bij mijn kassa stonden, hield de voorste jongen het vuurwapen de hele tijd, op korte afstand, op mij gericht.
Getuige [slachtoffer 5] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik stond bij de broodbalie en zag dat twee jongens bij de servicebalie waren.
Ik hoorde ze zeggen dat ik de kassa open moest maken. Ik zag dat één een vuurwapen bij zich had zwart van kleur. Volgens mij geverfd. De andere had een rood mes bij zich. Ze hadden een masker over hun gezicht getrokken. [4]
Getuige [getuige 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik zag in mijn ooghoeken twee personen die hard aan kwamen rennen. […] Zij liepen rechtstreeks naar kassa 2. […] Ik hoorde vervolgens dat er geschreeuwd werd “Dit is een overval”. [5]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , staat onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
In het pand van de Albert Heijn zijn meerdere bewakingscamera’s aanwezig.
De beschikbaar gestelde opnamen werden door mij, verbalisant, bekeken. [6]
Verdachte 1 loopt achter de service balie en heeft de kast waarin de sigaretten worden bewaard geopend. Een medewerker loopt naar de verdachte toe. Hierop richt verdachte het wapen op de medewerker. [7]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , staat onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte] zou gebruik maken van het telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna * [telefoonnummer] ).
Na het verkregen bevel […], is de telecommunicatie van het telefoonnummer * [telefoonnummer] opgenomen. [8]
Bij dit verzoek was aangegeven dat [verdachte] gebruik zou maken van het telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna * [telefoonnummer] ).
Na het verkregen bevel […], is de telecommunicatie van het telefoonnummer * [telefoonnummer] opgenomen. [9]
NNMAN6923 zegt bij het begin van het gesprek "Hallo met [medeverdachte] ". [10]
Beller: [telefoonnummer] . Gebelde: [telefoonnummer] .
NNV1698: [verdachte] ze zijn er mee bezig.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] staat onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
[telefoonnummer] , [medeverdachte]
[telefoonnummer] , [verdachte] [11]
Herkomst tap: [telefoonnummer]
[verdachte] : Ik heb een brief gekregen
[medeverdachte] : Van wie?
[verdachte] : Politie, maandag moet ik verhoor overval
[verdachte] : Van 11 juli
[…] ik heb brief gekregen maandag half 10 verhoor vanwege overval.
[medeverdachte] : Waar? Welke?
[verdachte] : Appie […]
[verdachte] : Whollah ik heb die brief gekregen, […] maak je geen zorgen jouw naam wordt niet genoemd. [12]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] staat onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
Beller: [telefoonnummer]
NNM6923: Hoe is het gesprek gegaan
NNM2835: Goed man of weet je wel wat ze alleen als enige bewijs hadden schoenen (wordt gelachen), ja dat ik de zelfde schoenen aan, walla weetje welke foto's ze hadden gepakt? Dat ik die wapen op die eeeh kassa-medewerker had getrokken. Ik stond zo daar met mijn zo hand vooruit (lachend). [13]
Feit 2
Aangever [slachtoffer 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op 09 september 2020 omstreeks 21.15 uur was ik […] op het Marktplein te Hilversum.
Ik zag dat er nog twee jongens aan kwamen […].
Ik kan de jongens als volgt omschrijven:
[medeverdachte] [14] […] en [verdachte] […]
Ik zag dat [verdachte] een mes uit hun broeksriem haalde.
Ik hoorde dat één van de jongens vroeg of ik mij telefoon wilde laten zien. Ik liet mijn telefoon zien.
Ik hoorde één van de jongens zeggen: "Haal je iCloud eraf en reset je iPhone."
Ik zag dat [verdachte] het mes richting mij had gericht. Ik zag dat [medeverdachte] mijn telefoon uit mijn handen haalde toen ik hem had gereset.
Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Doe je horloge nu af." Daarna heb ik mijn horloge afgedaan en daarna voelde ik dat [verdachte] het horloge uit mijn handen pakte. [15]
Ik hoorde [medeverdachte] vragen: "Yoo wat voor schoenen heb je aan?" […] Ik hoorde [medeverdachte] zeggen: "Trek ze uit." Ik heb dit gedaan en aan [medeverdachte] gegeven.
Ik hoorde daarna [verdachte] zeggen: "Niks tegen iemand zeggen. Niks tegen de politie zeggen, anders snij ik je handen eraf." [16]
Getuige [getuige 2] heeft onder meer het volgende verklaard:
[verdachte] hield het mes in zijn hand en de punt wees naar [slachtoffer 1] .
Ik hoorde [medeverdachte] zeggen dat [slachtoffer 1] zijn telefoon moest resetten en aan hem moest geven. Ook moest hij zijn schoenen uitdoen en horloge afgeven. [17]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met de medeverdachte op 11 juli 2020 de Albert Heijn te Hilversum heeft overvallen en dat zij op 9 september 2020 te Hilversum aangever [slachtoffer 1] hebben afgeperst.
Op 11 juli 2020 kwamen twee jongens, donker gekleed en met hun gezichten bedekt, de Albert Heijn te Hilversum binnen. Een van de jongens richtte hierbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op kassière [slachtoffer 4] , riep daarbij ‘Dit is een overval’ en gebood haar de kassa te openen. Vervolgens pakten de verdachten geld uit de kassalade en gingen zij naar de servicebalie. Aldaar werd door verdachten op medewerker [slachtoffer 5] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht. De verdachten pakten vervolgens meerdere pakjes sigaretten uit een lade. In afgetapte gesprekken werd door verdachte gesproken over een oproep voor verhoor bij de politie over een overval. En hoewel uit de oproepingsbrief niet bleek om welke overval het ging, spraken de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] over een overval bij de ‘Appie’. De rechtbank begrijpt dat hiermee ‘Albert Heijn’ wordt bedoeld. Vervolgens zegt verdachte dat medeverdachte [medeverdachte] zich geen zorgen hoeft te maken, omdat zijn naam niet wordt genoemd, waarna medeverdachte [medeverdachte] zegt dat hij het was. Na diens verhoor, vertelde verdachte aan medeverdachte [medeverdachte] dat hem tijdens het verhoor foto’s waren getoond. De rechtbank concludeert dat verdachte zichzelf heeft herkend op de camerabeelden van de overval. Op basis van het voornoemde is de rechtbank van oordeel dat de twee jongens die de overval hebben gepleegd verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] betreffen.
Met betrekking tot feit 2 overweegt de rechtbank dat de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij de afpersing alleen heeft gepleegd en hierbij geen mes heeft gebruikt, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft gepleegd.
Feit 3
Bewijsmiddelen [18]
Aangever [slachtoffer 2] heeft onder meer het volgende verklaard:
Eenmaal in [woonplaats] heb ik [slachtoffer 3] bij zijn vader opgehaald aan de [straat] te
[woonplaats] .
Vanuit het huis van het meisje ben ik naar de [straat] gereden […] waar deze [verdachte] zou moeten wonen.
[…] en hoor ik [slachtoffer 3] naast mij in de auto zeggen hij komt eraan op de fiets.
Dat is hem dat is hem.
[…] ik stond denk ik een meter tien van de jongen af […]
[…] vervolgens hoorde ik hem schreeuwen "Ik schiet je neer" "Ik schiet je neer." [19]
Getuige [getuige 3] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik […] hoorde dat [verdachte] zei "ik ga schieten, ik ga schieten, ik ga schieten." [20]
Bewijsoverweging
Zowel aangeefster [slachtoffer 2] als getuige [getuige 3] hebben verklaard dat verdachte, nadat hij met aangeefster werd geconfronteerd, meermalen de woorden “ik ga schieten” of “ik schiet je neer” in de richting van aangeefster riep. Het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting hebben naar het oordeel van de rechtbank geen concrete aanwijzingen opgeleverd op grond waarvan aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster en de getuige dient te worden getwijfeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft aangeefster zich onder genoemde omstandigheden bedreigd kunnen voelen. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Feit 4 en feit 5
Bewijsmiddelen [21]
Aangever [slachtoffer 3] heeft onder meer het volgende verklaard:
7 februari 2020 […] zijn [wij] naar het Ooievaarsplein gegaan.
We zagen een groepje jongens onze kant opkomen. Het was een groepje van vijf jongens.
Ik herkende de jongens het waren: [A] , [B] , [C] , [D]
en [verdachte] . [22]
Opeens voelde ik een harde klap tegen de rechter zijkant van mijn gezicht. Ik voelde dat het iets hards was. Ik voelde meteen pijn, meteen daarna ik ben toen knock-out gegaan. [23]
Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer het volgende verklaard:
Op 7 februari 2020 ben ik met een paar vrienden naar het Ooievaarsplein te Hilversum gegaan. Ik heb [slachtoffer 3] een klap tegen zijn gezicht gegeven. [24]
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard:
V: Wat is er gebeurd op vrijdag 7 februari 2020 op het Ooievaarplein te Hilversum?
V: Waar sloeg je mee?
A: Met mijn vuist. [25]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] staat onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 12 februari 2020 heb ik, verbalisant, de beelden bekeken van een
vechtpartij die heeft plaatsgevonden op vrijdag 07 februari 2020 tussen 21:00 en
21:30 uur op het Ooievaarplein te Hilversum.
Tevens is te horen dat 1 persoon de boel aanmoedigt. 1 persoon roept namelijk: "goed bezig neef", "lekker bezig neef".
Op een gegeven moment […] is te zien dat [verdachte] zijn aandacht verlegt naar een ander persoon […]. [slachtoffer 3] , krijgt een vuistslag tegen het linker gedeelte van zijn hoofd en valt neer. Vervolgens krijgt het slachtoffer een schop tegen het hoofd terwijl hij op de grond ligt. [26]
Bewijsoverwegingen
Met betrekking tot feit 4 stelt de rechtbank vast dat verdachte met zijn vuist tegen het gezicht van [slachtoffer 3] heeft geslagen. De rechtbank vindt echter niet bewezen dat het ook verdachte is geweest die [slachtoffer 3] , terwijl hij op de grond lag, tegen zijn hoofd heeft geschopt. Die conclusie kan op basis van het procesdossier niet worden getrokken. De rechtbank is van oordeel dat met het eenmalig stompen in het gezicht nog niet is komen vast te staan dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het handelen van verdachte was in de gegeven omstandigheden niet van dien aard dat de kans aanmerkelijk is geweest dat [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem hiervan vrij.
Het verweer van verdachte, inhoudende dat hij zichzelf moest verdedigen tegen [slachtoffer 3] , die een mes bij zich droeg, beschouwt de rechtbank als een beroep op noodweer. Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat aannemelijk is geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding die was gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, waartegen verdediging noodzakelijk en geboden is. De rechtbank concludeert dat niet aannemelijk is geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding gericht tegen verdachte – op filmbeelden is juist te zien dat verdachte zelf de confrontatie zoekt – en dat er daarom geen sprake was van een noodweersituatie. Het verweer wordt verworpen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 4, subsidiair (mishandeling) tenlastegelegde heeft begaan.
Met betrekking tot feit 5 stelt de rechtbank voorop dat voor een bewezenverklaring van openlijk geweld niet is vereist dat elk van de deelnemers zich schuldig heeft gemaakt aan alle onderdelen van de tenlastelegging. Van het “in vereniging” plegen van geweld is sprake indien de, twee of meer, verdachten een voldoende significante of wezenlijke bijdrage leveren aan het geweld, waarbij het aanmoedigen en/of filmen van de geweldpleging over het algemeen ook als een wezenlijke of significante bijdrage kan worden beschouwd. Beoordeeld zal moeten worden of de door verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte en zijn vrienden naar het Ooievaarsplein te Hilversum zijn gegaan. Aldaar heeft verdachte aangever [slachtoffer 3] een vuistslag tegen het gezicht gegeven. Vervolgens heeft die [slachtoffer 3] een schop tegen zijn hoofd gekregen terwijl hij op de grond lag. Iemand anders filmde deze geweldpleging en moedigde daarbij aan.
De rechtbank acht daarom, anders dan de officier van justitie en de verdediging, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 5 ten laste gelegde heeft gepleegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Parketnummer 16/245677-20
Feit 1
op 11 juli 2020 te Hilversum tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid geld en meerdere pakjes sigaretten, geheel toebehorende aan Albert Heijn,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- supermarkt de Albert Heijn binnen te gaan, terwijl verdachte en zijn mededader (gedeeltelijke) gezichts/hoofdbedekking, droeg(en), en
- vervolgens naar een kassa te rennen en
- vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [slachtoffer 4] , en
- vervolgens aldaar te roepen: "Dit is een overval" en "Kassa open, nu", en
- vervolgens enig geldbedrag uit de geopende kassalade te pakken, en
- vervolgens naar de servicebalie te gaan, en
- vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [slachtoffer 5] , en
- vervolgens meerdere pakjes sigaretten uit een lade te pakken.
Feit 2
op 9 september 2020 te Hilversum tezamen en in vereniging met een ander een mobiele telefoon en een horloge, geheel toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] een mes te tonen en in de richting van die [slachtoffer 1] te houden, en
- vervolgens te zeggen dat die [slachtoffer 1] zijn telefoon moest laten zien en moest resetten, en
- vervolgens de telefoon uit de handen van die [slachtoffer 1] te pakken, en
- vervolgens te zeggen dat die [slachtoffer 1] zijn horloge moest af doen en het horloge uit de handen van die [slachtoffer 1] te pakken, en
- vervolgens dreigend tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: "Niks tegen iemand zeggen. Niks tegen de politie zeggen, anders snijd ik je handen eraf";
en:
op 9 september 2020 te Hilversum tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een paar schoenen, dat geheel aan die [slachtoffer 1] toebehoorde, door
- die [slachtoffer 1] een mes te tonen en in de richting van die [slachtoffer 1] te houden, en
- te zeggen dat die [slachtoffer 1] zijn schoenen moest uitdoen en de schoenen te pakken, en
- vervolgens dreigend tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: "Niks tegen iemand zeggen. Niks tegen de politie zeggen, anders snijd ik je handen eraf".
Parketnummer 16/037206-20
Feit 3
op 10 februari 2020 te Hilversum [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "ik schiet je neer".
Parketnummer 16/056495-20
Feit 4
op 7 februari 2020 te Hilversum [slachtoffer 3] heeft mishandeld door met kracht tegen het gezicht te stompen.
Feit 5
op 7 februari 2020 te Hilversum openlijk, te weten op of aan het Ooievaarsplein
,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 3] door
- met kracht tegen het gezicht te stompen en
- met kracht tegen het hoofd te schoppen en
- voornoemd geweld te filmen en aan te moedigen en te roepen: "goed bezig neef", "lekker bezig neef".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld, tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 4:
mishandeling;
feit 5:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 240 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 144 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden:
* begeleiding van de Jeugd- en Gezinsbeschermers, waaronder Intensieve Traject Begeleiding (ITB) Harde Kern voor de duur van zes maanden,
* de plicht om mee te werken aan beschermd/begeleid wonen bij Vast en Verder, Leger des Heils Flevoland op het adres Jol 27 35, 8243 GV te Lelystad,
* een locatiegebod op het adres van Vast en Verder,
* een locatieverbod op het adres [adres] te [woonplaats] , te controleren middels elektronische controle,
* een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] alsmede met de slachtoffers [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ,
* de plicht om mee te werken aan ambulante behandeling bij De Waag, Topzorg of een soortgelijke instelling, en
* de plicht om mee te werken aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding;
- een taakstraf van 100 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij een strafoplegging mee te wegen dat het causale verband tussen de stoornissen en de feiten bij alle feiten aan de orde zijn en niet slechts bij één feit.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een gewapende overval op de Albert Heijn, waarbij zij bivakmutsen droegen en een vuurwapen op twee medewerkers richtten zodat de medewerkers geld en sigaretten zouden afgeven. Verdachte en zijn mededader hebben hiermee een enorm bedreigende situatie gecreëerd voor deze medewerkers. Het spreekt voor zich dat een dergelijke overval voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Dergelijke feiten hebben een enorme impact op de slachtoffers en zij kunnen daar nog lange tijd last van hebben, hetgeen tevens blijkt uit de ter terechtzitting voorgehouden slachtofferverklaring van [slachtoffer 4] . Daarnaast veroorzaken dit soort strafbare feiten ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft op geen enkel moment verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, hetgeen de rechtbank hem zwaar aanrekent.
Voorts heeft verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het plegen van een straatroof door onder bedreiging van een mes de telefoon en het horloge van [slachtoffer 1] af te pakken en hem te dwingen zijn schoenen af te geven. Voor de aangever moet dat een bijzonder angstige en vernederende ervaring zijn geweest. Verdachte heeft hierbij kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financieel gewin, geen respect getoond voor andermans eigendom en bovenal een ernstige inbreuk gemaakt op de veiligheidsgevoelens van het slachtoffer en de overige aanwezigen. Ook dit soort strafbare feiten leiden tot gevoelens van onveiligheid en angst bij slachtoffers en de maatschappij in het algemeen.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van en het plegen van openlijk geweld tegen slachtoffer [slachtoffer 3] . Bij de openlijke geweldpleging is tevens een schop tegen het hoofd van het slachtoffer gegeven terwijl hij op de grond lag. Drie dagen later heeft hij [slachtoffer 2] , de moeder van [slachtoffer 3] , bedreigd. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit, de gezondheid en de veiligheidsgevoelens van de slachtoffers.
Persoon van verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel van de justitiële documentatie van 31 december 2020 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van openlijke geweldpleging en diefstal in vereniging, waar verdachte reeds een werkstraf voor heeft uitgevoerd. Deze eerdere veroordeling heeft verdachte er niet van weerhouden zich wederom schuldig te maken aan strafbare feiten. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een rapportage Pro Justitia betreffende de persoon van verdachte, opgemaakt op 18 december 2020 door E.F. de Witt, GZ-psycholoog. Hieruit is gebleken dat bij verdachte ten tijde van de gewapende overval en de straatroof sprake was van een norm overschrijdende gedragsstoornis, PTSS en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling mede vanwege hechtingsproblematiek. Tevens is er sprake van een ouder-kind relatieprobleem en een leer-of onderwijsprobleem. Gelet op de ontkennende houding van verdachte ten opzichte van de gewapende overval, kan niet vastgesteld worden of (een deel van) de psychopathologie ook zijn keuzes en gedragingen ten aanzien van dat feit heeft beïnvloed. Daarom kan geen advies gegeven worden over de mate van toerekenbaarheid. Ten aanzien van de straatroof kan deze beïnvloeding wel vastgesteld worden, waardoor geadviseerd wordt dit feit aan verdachte in verminderde mate toe te rekenen. Verder wordt de kans op herhaling van grensoverschrijdend gedrag hoog ingeschat. De psycholoog adviseert om die reden om een gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen, bestaande uit intensieve ambulante behandeling, ITB Harde Kern en verblijf bij een woonvoorziening.
De heer H.A.P. Lindenhof, raadsonderzoeker bij de Raad voor de Kinderbescherming en mevrouw S. Leuillet, voogd van verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten, hebben ter terechtzitting aangegeven in te stemmen met het voorstel van de officier van justitie om, nu een rapport als bedoeld in artikel 77w, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht ontbreekt, de interventies op te leggen in het kader van bijzondere voorwaarden in tegenstelling tot een gedragsbeïnvloedende maatregel.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen ten aanzien van de stoornissen en de toerekenbaarheid over en weegt de verminderde toerekenbaarheid ambtshalve mee voor alle bewezen verklaarde feiten.
Straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf onder meer acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor minderjarigen. Gelet op de ernst van de feiten en de eerdere veroordeling voor soortgelijke feiten, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een jeugddetentie dient te worden opgelegd. De rechtbank is vanwege de hiervoor genoemde persoonlijke omstandigheden echter ook van oordeel dat verdachte nu niet opnieuw in detentie hoeft. Alles afwegende volgt de rechtbank de eis van de officier van justitie, met dien verstande dat de reeds ondergane voorlopige hechtenis 98 dagen bedraagt, zodat zij een jeugddetentie voor de duur van 240 dagen, waarvan 142 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 uren passend en geboden acht. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf de voorwaarden verbinden zoals gevorderd door de officier van justitie en aan verdachte reeds zijn opgelegd bij de schorsing van de voorlopige hechtenis op 31 december 2020.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op het advies van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.594,43. Dit bedrag bestaat uit € 594,43 materiële schade en € 3.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met verhoging van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en de vordering van de benadeelde partij, vast komen te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als gevolg van het onder feit 1 bewezen verklaarde handelen. De rechtbank is van oordeel dat de schade met betrekking tot de studievertraging, de bijlessen en het verlies van arbeidsvermogen toewijsbaar is. De rechtbank zal derhalve aan materiële schade een bedrag van € 594,43 toewijzen.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat aan de benadeelde partij door het bewezen
verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, nu de aard en de ernst van de
normschending meebrengen dat de lichamelijke en geestelijke integriteit van de benadeelde
partij is aangetast. De rechtbank acht genoegzaam aangetoond dat sprake is van een zodanige
inbreuk dat haar immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank is
echter van oordeel dat de gevorderde schadevergoeding dient te worden gematigd. Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 2.500,- redelijk en billijk. De rechtbank zal dit bedrag in zoverre toewijzen.
De rechtbank zal de vordering voor een totaalbedrag van € 3.094,43 toewijzen, bestaande uit € 594,43 materiële schade en € 2.500,- immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 juli 2020 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Indien de mededader een deel van het bedrag betaalt, is verdachte niet langer gehouden om dat deel te betalen (en vice versa).
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal
daarom de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank, gelet op artikel 36f van het Wetboek van Strafvordering ten behoeve van [slachtoffer 4] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.094,43, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 285, 300, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 4, primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, subsidiair en 5 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 240 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (98 dagen), bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
142 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee (2) jaarvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering (De Jeugd- en Gezinsbeschermers), mede in het kader van de Intensieve Traject Begeleiding (ITB) Harde Kern voor de duur van maximaal zes maanden;
* meewerkt aan het beschermd/begeleid wonen bij Vast en Verder, Leger des Heils Flevoland te Lelystad (adres Jol 27 35. 8243 GV te Lelystad) en zich houdt aan alle afspraken/huisregels in dit kader;
* zich zal bevinden op het adres Vast en Verder, Leger des Heils Flevoland te Lelystad (adres Jol 27 35, 8243 GV te Lelystad). Dit locatiegebod zal worden gecontroleerd middels elektronische controle;
* zich niet zal bevinden op het adres [adres] te [woonplaats] . Dit locatieverbod zal worden gecontroleerd middels elektronische controle;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal zoeken of hebben met [medeverdachte] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ;
* meewerkt aan ambulante behandeling bij De Waag, Topzorg of een soortgelijke instelling en zich houdt aan alle afspraken en aanwijzingen in dit kader;
* meewerkt aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding;
- waarbij De Jeugd- en Gezinsbeschermers opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, in de vorm van een werkstraf van 100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen jeugddetentie;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 3.094,43;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2020 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 4] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 3.094,93 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet-betaling niet aan te vullen met gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Voorlopige hechtenis 16/245677-20
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Voorlopige hechtenis 16/056495-20
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. J.W.B. Snijders Blok, kinderrechter, en K. Duker, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R.H. Lagerweij, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 februari 2021.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/245677-20
1
hij op of omstreeks 11 juli 2020 te Hilversum tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld en/of een of meerdere pakje(s) sigaretten, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan Albert Heijn, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- supermarkt de Albert Heijn binnen te gaan, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (een) bivakmuts(en) en/of (een) masker(s), althans (gedeeltelijke) gezichts/hoofdbedekking, droeg(en), en/of
- ( vervolgens) naar een kassa te rennen en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [slachtoffer 4] , en/of
- ( vervolgens) aldaar te roepen: "Dit is een overval" en/of "Kassa open, nu", en/of
- ( vervolgens) enig geldbedrag uit de geopende kassalade te pakken, en/of
- ( vervolgens) naar de servicebalie te gaan, en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [slachtoffer 5] en/of een mes, althans een scherp puntig voorwerp te tonen aan die [slachtoffer 5] , en/of
- ( vervolgens) een of meerdere pakje(s) sigaretten uit een lade te pakken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
en/of
hij op of omstreeks 11 juli 2020 te Hilversum tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of een of meerdere pakje(s) sigaretten, in elk geval enig goed, dat geheel aan een derde, te weten aan Albert Heijn toebehoorde, door
- supermarkt de Albert Heijn binnen te gaan, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (een) bivakmuts(en) en/of (een) masker(s), althans (gedeeltelijke) gezichts/hoofdbedekking, droeg(en), en/of
- ( vervolgens) naar een kassa te rennen en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [slachtoffer 4] , en/of
- ( vervolgens) aldaar te roepen: "Dit is een overval" en/of "Kassa open, nu", en/of
- ( vervolgens) enig geldbedrag uit de geopende kassalade te pakken, en/of
- ( vervolgens) naar de servicebalie te gaan, en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [slachtoffer 5] en/of een mes, althans een scherp puntig voorwerp te tonen aan die [slachtoffer 5] , en/of
- ( vervolgens) een of meerdere pakje(s) sigaretten uit een lade te pakken;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 9 september 2020 te Hilversum tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon en/of een horloge en/of een paar schoenen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] een mes, althans een scherp puntig voorwerp, te tonen en/of in de richting van die Tolboon te houden, en/of
- ( vervolgens) te zeggen dat die [slachtoffer 1] zijn telefoon moest laten zien en/of moest resetten, en/of
- ( vervolgens) de telefoon uit de handen van die [slachtoffer 1] te pakken, en/of
- ( vervolgens) te zeggen dat die [slachtoffer 1] zijn horloge moest af doen en/of het horloge uit de handen van die [slachtoffer 1] te pakken, en/of
- ( vervolgens) te zeggen dat die [slachtoffer 1] zijn schoenen moest uitdoen, en/of vervolgens tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij zijn schoenen moest geven, en/of de schoenen te pakken, en/of
- ( vervolgens) dreigend tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: "Niks tegen iemand zeggen. Niks tegen de politie zeggen, anders snijd ik je handen eraf", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
en/of
hij op of omstreeks 9 september 2020 te Hilversum tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en/of een horloge en/of een paar schoenen, in elk geval enig goed, dat geheel aan die [slachtoffer 1] en/of een derde, althans aan een ander dan verdachte en/of zijn medeverdachte, toebehoorde, door
- die [slachtoffer 1] een mes, althans een scherp puntig voorwerp, te tonen en/of in de richting van die Tolboon te houden, en/of
- ( vervolgens) te zeggen dat die [slachtoffer 1] zijn telefoon moest laten zien en/of moest resetten, en/of
- ( vervolgens) de telefoon uit de handen van die [slachtoffer 1] te pakken, en/of
- ( vervolgens) te zeggen dat die [slachtoffer 1] zijn horloge moest af doen en/of het horloge uit de handen van die [slachtoffer 1] te pakken, en/of
- ( vervolgens) te zeggen dat die [slachtoffer 1] zijn schoenen moest uitdoen, en/of vervolgens te zeggen dat die [slachtoffer 1] de schoenen moest geven, en/of de schoenen te pakken, en/of
- ( vervolgens) dreigend tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: "Niks tegen iemand zeggen. Niks tegen de politie zeggen, anders snijd ik je handen eraf", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
16/037206-20
hij op of omstreeks 10 februari 2020 te Hilversum [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "ik schiet je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16/056495-20
1
hij op of omstreeks 7 februari 2020 te Hilversum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft verdachte die [slachtoffer 3] (met kracht) in/tegen het gezicht gestompt en/of geslagen en/of (met kracht) in/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 februari 2020 te Hilversum [slachtoffer 3] heeft mishandeld door (met kracht) in/tegen het gezicht te stompen en/of te slaan en/of (met kracht) in/tegen het gezicht, althans het hoofd te schoppen en/of te trappen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 7 februari 2020 te Hilversum openlijk, te weten, op of aan het Ooievaarsplein, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 3] door
- ( met kracht) in/tegen het gezicht te stompen en/of te slaan en/of
- ( met kracht) in/tegen het gezicht, althans het hoofd te schoppen en/of te trappen en/of
- voornoemd geweld te filmen en/of aan te moedigen en/of te roepen: "goed bezig neef", "lekker bezig neef".;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 oktober 2020, genummerd 2020222310 , opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 473. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] , pagina 24.
3.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 4] , pagina 26.
4.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 5] , pagina 34.
5.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pagina 48.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 57.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 61.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 382.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 383.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 391.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 196.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 199.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 212.
14.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 129.
15.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 130.
16.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 131.
17.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pagina 142.
18.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 februari 2020, genummerd 2020043284, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 20. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
19.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 2.
20.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , pagina 4.
21.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 maart 2020, genummerd 2020052725, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 37. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
22.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 1.
23.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 2.
24.Proces-verbaal ter terechtzitting.
25.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 30.
26.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 6.