In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 24 februari 2021, is verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van aanranding, wederrechtelijke vrijheidsberoving en onttrekking aan het wettelijk gezag. De zaak kwam aan de orde na een terechtzitting op 10 februari 2021, waar de officier van justitie, mr. M. Kamper, en de raadsman van verdachte, mr. T.J. Roest Crollius, hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging betrof onder andere het betasten van een minderjarige, [aangeefster], en het onttrekken van haar aan het wettelijk gezag. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor de feiten onvoldoende was, aangezien het belastende bewijs afkomstig was van slechts één bron, wat niet voldeed aan de wettelijke bewijsminimum. De rechtbank concludeerde dat er geen (voorwaardelijk) opzet was van de verdachte op het onttrekken van de minderjarige aan het gezag. Daarom werd verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten en werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.