ECLI:NL:RBMNE:2021:730

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
C/16/516272 / JE RK 21-136
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gezagsuitoefening en aanmelding onderwijsinstelling in het belang van de minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 februari 2021 uitspraak gedaan over een verzoek van Samen Veilig Midden-Nederland (de GI) om het gezag over de minderjarige [voornaam van minderjarige] gedeeltelijk uit te oefenen met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren, maar de moeder niet. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders en dat er eerder een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing is verleend.

De GI heeft verzocht om het gezag over [voornaam van minderjarige] te laten uitoefenen door de GI, omdat er problemen waren met de financiering van het leerlingenvervoer naar de huidige school van [voornaam van minderjarige]. De vader was het niet eens met dit verzoek en pleitte ervoor dat [voornaam van minderjarige] haar basisschooltijd in [plaatsnaam 1] zou afsluiten. De kinderrechter heeft in haar beoordeling het belang van [voornaam van minderjarige] om haar basisschool in [plaatsnaam 1] af te ronden zwaar laten wegen. De kinderrechter concludeert dat de voordelen van het blijven op de huidige school zwaarder wegen dan de nadelen van de voorgestelde overplaatsing.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek van de GI afgewezen, omdat de GI onvoldoende rekening had gehouden met het belang van [voornaam van minderjarige] en niet had aangetoond dat de overplaatsing noodzakelijk was. De kinderrechter heeft benadrukt dat het probleem van het vervoer op een andere manier opgelost moet worden en dat de GI niet had moeten anticiperen op de beslissing door [voornaam van minderjarige] al thuis te houden van school. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaakgegevens: C/16/516272 / JE RK 21-136
Datum uitspraak: 11 februari 2021

beschikking gedeeltelijke gezagsbelasting

in de zaak van
Samen Veilig Midden-Nederland, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats] ,

[belanghebbende 2] , hierna te noemen de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 21 januari 2021, ingekomen bij de griffie op
25 januari 2021.
Op 11 februari 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de vader (telefonisch),
- de heer [A] , namens de GI.
Hoewel behoorlijk opgeroepen is de moeder niet verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 8 januari 2021 is de ondertoezichtstelling van [voornaam van minderjarige] verlengd tot
7 december 2021. De kinderrechter heeft bij beschikking van 8 januari 2021 ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] in een accommodatie zorgaanbieder 24-uurs verlengd en aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinshuis verleend tot
7 december 2021. [voornaam van minderjarige] verblijft inmiddels in een gezinshuis.

Het verzoek

De GI verzoekt te bepalen dat het gezag over [voornaam van minderjarige] wordt uitgeoefend door de GI met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling.
De GI legt aan het verzoek ten grondslag dat de GI gezocht heeft naar een passende, perspectiefbiedende vervolgplek voor [voornaam van minderjarige] . Er is moeite gedaan om een plek te vinden in de regio van voorkeur van de ouders en waar [voornaam van minderjarige] op haar huidige school in [plaatsnaam 1] zou kunnen blijven. Helaas was er geen plek te vinden in de regio van Utrecht. Vervolgens heeft de GI de passende plek gevonden in de vorm van een gezinshuis bij [naam organisatie] in [plaatsnaam 2] .
De GI gunt [voornaam van minderjarige] om haar basisschooltijd op haar huidige school af te sluiten. Maar vanuit het gezinshuis zou [voornaam van minderjarige] echter een uur heen en een uur terug moeten, waarbij het niet gelukt is om het vervoer te financieren. In [plaatsnaam 2] is een basisschool gevonden voor [voornaam van minderjarige] . De overplaatsing naar de nieuwe basisschool past bij de nieuwe woonomgeving van [voornaam van minderjarige] . De GI vindt dat een overplaatsing naar de nieuwe basisschool in het belang van [voornaam van minderjarige] is. Zo kan zij kennismaken met haar nieuwe klasgenoten, waarbij een deel van die klasgenoten net als [voornaam van minderjarige] na de zomervakantie naar de middelbare school zal gaan en de mogelijk opgebouwde vriendschappen behouden kunnen blijven.

De standpunten

De vader is het niet eens met het verzoek. Hij had graag gezien dat [voornaam van minderjarige] zou doorstromen naar een vervolgplek in de regio zodat zij op haar huidige school zou kunnen blijven. Volgens de vader is vorig jaar met alle betrokkenen afgesproken dat [voornaam van minderjarige] de basisschooltijd in [plaatsnaam 1] zou afsluiten. Voor [voornaam van minderjarige] is het een hele omschakeling. Daar komt bij dat [voornaam van minderjarige] het goed kan vinden met haar huidige leerkrachten van groep 8. Bovendien vindt de vader dat het vervoer geen probleem kan zijn, omdat [voornaam van minderjarige] vanuit [plaatsnaam 3] ook naar haar school in [plaatsnaam 1] vervoerd werd.
Het standpunt van de moeder is onbekend.

De beoordeling

De kinderrechter wijst het verzoek van de GI af. Hieronder legt de kinderrechter uit waarom zij deze beslissing neemt.
De kinderrechter kan op grond van artikel 1:265e, eerste lid, sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW), bij of na verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing bepalen dat het gezag gedeeltelijk wordt uitgeoefend door de GI voor de aanmelding van een minderjarige bij een onderwijsinstelling, voor zover dit noodzakelijk is in verband met de uitvoering van de ondertoezichtstelling.
De kinderrechter vindt dat het belang van [voornaam van minderjarige] om op haar vertrouwde basisschool groep 8 af te ronden heel zwaar weegt. Iedereen weet dat dat een bijzonder jaar is voor kinderen.
Het is fijn voor kinderen om samen met de vertrouwde klas afscheid te kunnen nemen van het basisonderwijs. Daarnaast moet een schooladvies worden gegeven. De GI lijkt dit belang van [voornaam van minderjarige] niet te hebben meegewogen. De GI heeft aan de kinderrechter geen informatie gegeven van de huidige school in [plaatsnaam 1] over hoe het voor [voornaam van minderjarige] zou zijn om afscheid te moeten nemen. De vader heeft verteld dat vorig jaar is afgesproken dat [voornaam van minderjarige] in [plaatsnaam 1] haar school zal afmaken. De GI heeft dat niet betwist. Daarbij past ook dat de GI kennelijk eerst heeft geprobeerd om vervoer van [plaatsnaam 2] naar [plaatsnaam 1] te regelen. De GI schrijft immers in het verzoekschrift dat het helaas niet lukt om de financiering voor het vervoer rond te krijgen. Dat het niet lukt, betekent dus dat het is geprobeerd, waaruit de kinderrechter afleidt dat het ook de voorkeur van de GI had dat [voornaam van minderjarige] de basisschool in [plaatsnaam 1] zou afmaken. Al met al lijkt het erop dat het probleem om het vervoer te regelen doorslaggevend is geweest voor het verzoek van de GI. Vervolgens wordt er in het verzoekschrift wel op een aantal voordelen gewezen, maar een afweging van de voor- en nadelen heeft de GI niet gemaakt. De kinderrechter maakt die afweging wel. De conclusie daarvan is dat voor [voornaam van minderjarige] de voordelen om in [plaatsnaam 1] op school te blijven zwaarder wegen dan de nadelen. Het probleem rondom het vervoer zal dan op een andere manier moeten worden opgelost. [plaatsnaam 2] is weliswaar iets verder van [plaatsnaam 1] dan [plaatsnaam 3] , maar niet zoveel verder dat dit voor die paar maanden onoverkomelijk is.
Tenslotte merkt de kinderrechter op dat zij het opvallend vindt dat de GI op deze beslissing vooruit is gelopen door [voornaam van minderjarige] al een week thuis te houden van school en al een afscheidsmoment te plannen. De GI wijst wel op het belang van een warme overdracht, maar lijkt dit niet in de praktijk te brengen.

De beslissing

De kinderrechter wijst het verzoek van de GI af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2021 door mr. I.L. Rijnbout, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D.B.T. Koster als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 februari 2021 en ondertekend door de kinderrechter en mr. D. Dijs als griffier