ECLI:NL:RBMNE:2021:775

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
26 februari 2021
Zaaknummer
UTR 21/96
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers

Op 25 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van een eiser, woonachtig in Utrecht, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de gemeente, genomen op 19 oktober 2020, en verzocht om een voorlopige voorziening in het kader van de 'Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers'. De voorzieningenrechter heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat het verzoek kennelijk niet ontvankelijk is. Dit besluit is genomen omdat er op 19 februari 2021 al uitspraak is gedaan op het beroep, waardoor er geen lopende beroepsprocedure meer is. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen noodzaak is voor een inhoudelijke behandeling van het verzoek, en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/96

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 februari 2021 in de zaak van

[eiser], te [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen verweerders besluit van 19 oktober 2020.
Verzoeker heeft verder de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht om voorlopig de ‘Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers’ toe te kennen om zich te kunnen voorzien in zijn levensbehoeften.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Het verzoek wordt namelijk niet-ontvankelijk verklaard, waardoor de voorzieningenrechter de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [1]
3. Bij uitspraak van 19 februari 2021 heeft de rechtbank op het beroep uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter stelt dan ook vast dat er geen beroepsprocedure meer loopt, zodat het verzoek zonder onderzoek ter zitting kennelijk niet-ontvankelijk wordt verklaard. [2]

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 25 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
De voorzieningenrechter is verhinderd om de
uitspraak te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.artikel 8:83, derde lid, van de Awb