ECLI:NL:RBMNE:2021:788

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
1 maart 2021
Zaaknummer
7875226 / UT VERZ 19-9929 en 90288844 UT VERZ 21-2280
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • P.A.M. Penders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid curator voor slecht financieel beheer van testamentaire bewindvoerder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 februari 2021 een beschikking gegeven waarin de voormalig curatoren [A] en [B] aansprakelijk zijn gesteld voor het slecht beheer van het vermogen van betrokkene, die onder curatele stond. De zaak betreft de controle van het financieel beheer door de testamentaire bewindvoerder na beëindiging van het testamentaire bewind. Betrokkene was onder curatele gesteld op 2 april 2013, en de curatoren waren benoemd om haar belangen te behartigen. Het testamentaire bewind eindigde op 31 december 2016, maar de curatoren hebben nagelaten om een eindrekening en verantwoording in te dienen over de periode dat zij curatoren waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er aanzienlijke bedragen onterecht zijn onttrokken aan het vermogen van betrokkene, en dat de curatoren niet hebben gehandeld zoals van hen verwacht mocht worden. De kantonrechter heeft de schade als gevolg van het slecht bewind vastgesteld op € 85.000,-- en heeft de curatoren hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor dit bedrag. Tevens zijn de mentoren van betrokkene ontslagen en is [bedrijfsnaam] benoemd als opvolgend mentor. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bewindsbureau
locatie Utrecht
zaaknummers: 7875226 \ UT VERZ 19-9929 en 9028844 UT VERZ 21-2280
BM nummer: [BM nummer]
MB nummer: [MB nummer]
Ambtshalve beschikking tot aansprakelijkstelling voormalig curatoren en ontslag van beide mentoren d.d. 26 februari 2021
met betrekking tot:
[betrokkene] ,geboren te [geboorteplaats] op [1995] ,
wonende te [postcode 1] [woonplaats] , [adres 1] ,
hierna te noemen: betrokkene,
voor wie thans mentoren zijn:

1.[A] ,

wonende te [postcode 2] [woonplaats] , [adres 2] ,
en

2.[B] ,

wonende te [postcode 2] [woonplaats] , [adres 2] ,
hierna gezamenlijk te noemen: mentoren.

1.Het procesverloop en de feiten

1.1.
Bij beschikking van 2 april 2013 van deze rechtbank is betrokkene onder curatele gesteld en zijn [A] en [B] benoemd tot curatoren ten behoeve van betrokkene. Op dat moment was al sprake van een testamentair bewind over het erfdeel van betrokkene uit de nalatenschap van haar vader, die op [2018] was overleden, welk bewind gold tot het bereiken van de 21ste leeftijd van betrokkene. Bij aparte beschikking van de kantonrechter te Utrecht van 2 april 2013 is mr. [C] op eigen verzoek ontslagen en is curator sub 2, hierna te noemen: [B] , benoemd tot testamentair bewindvoerder.
1.2.
[C] heeft eindrekening en verantwoording afgelegd inzake zijn testamentaire bewind. Ten tijde van zijn ontslag bedroeg het vermogen van betrokkene waarop het testamentaire bewind zag, € 34.917,75.
1.3.
Op [2016] is het testamentaire bewind van rechtswege geëindigd door het bereiken van de 21-jarige leeftijd van betrokkene. Op 18 april 2017 is van de testamentair bewindvoerder [B] een brief met bijlagen ontvangen, bedoeld als rekening en verantwoording over het vermogen van betrokkene. Uit deze stukken valt af te leiden dat het vermogen van betrokkene op 31 december 2016 € 612,91 bedraagt. De kantonrechter heeft naar aanleiding van deze informatie een zitting bepaald. Er heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden op 17 mei 2018, die vervolgens is aangehouden en voortgezet op 29 mei 2018.
1.4.
Bij beschikking van 13 september 2018 van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht zijn de curatoren wegens gewichtige redenen ontslagen. Tevens is de curatele over betrokkene per 14 september 2018 opgeheven. Bij diezelfde beschikking is per 14 september 2018 bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan betrokkene met benoeming van [bedrijfsnaam] B.V. tot bewindvoerder (hierna te noemen: [bedrijfsnaam] ). Voorts is ten behoeve van betrokkene per 14 september 2018 een mentorschap ingesteld met benoeming van [A] en [B] tot mentoren.
1.5.
In de beschikking van 13 september 2018 is door de kantonrechter aan [bedrijfsnaam] de opdracht gegeven om onderzoek te doen naar het door de curatoren gevoerde beheer over het vermogen van betrokkene, in het bijzonder naar de gestelde schulden en de door hen in rekening gebrachte reiskosten. Voorts heeft de kantonrechter bepaald dat de gewezen curatoren, voor zover mogelijk in gezamenlijk overleg met de bewindvoerder, binnen twee maanden na de beschikking een eindrekening dienen in te dienen van het door hen gevoerde bewind in de jaren 2013 tot en met 2018.
1.6.
Tegen de beschikking van 13 september 2018 is geen hoger beroep is ingesteld. Deze beschikking wordt hier als herhaald en ingelast beschouwd.
1.7.
De curatoren hebben bij brief van 17 december 2018 aan de kantonrechter inhoudelijk gereageerd op de beschikking van 13 september 2018 en voornamelijk beschreven dat er volgens hen fouten zijn gemaakt in de afwikkeling van de nalatenschappen van de vader van rechthebbende en van de opa en oma van betrokkene van vaderszijde, waarvoor de kantonrechter bij haar beslissing van 13 september 2018 onvoldoende oog zou hebben gehad. Op hun verzoek is hen nadien nog tot twee keer toe uitstel verleend voor het indienen van de verzochte eindrekening en verantwoording in de curatele. De curatoren hebben echter ook na dit verkregen uitstel nagelaten een eindrekening en verantwoording in te dienen over de periode dat zij curatoren waren.
1.8.
[bedrijfsnaam] heeft bij brief van 6 april 2019 de kantonrechter bericht dat zij tot dan toe geen stukken heeft mogen ontvangen van de voormalig curatoren, en de kantonrechter verzocht om een zitting te plannen waarbij de voormalig curatoren worden opgeroepen.
1.9.
In vervolg op de beschikking van 13 september 2018 en in verband met het uitblijven van een eindrekening en verantwoording in de curatele over de jaren 2013 tot 2018, heeft de kantonrechter een nieuwe zitting gelast, voor het eerst op 18 juli 2019. Deze zitting heeft geen doorgang gevonden. Daarna is de zitting tot acht maal toe opnieuw gepland, waarbij de zitting diverse malen op verzoek van de voormalig curatoren geen doorgang heeft gevonden. Vervolgens is de mondelinge behandeling voor een tiende keer opnieuw gepland, op een fysieke zitting op 9 februari 2021.
1.10.
Bij de boedelbeschrijving alsmede de rekening en verantwoording over de periode vanaf haar benoeming in 2018 tot en met 31 december 2019, ter griffie ingekomen op 9 maart 2020, is door [bedrijfsnaam] een overzicht gevoegd van alle banktransacties die betrekking hebben op overschrijvingen van de bankrekening van rechthebbende ( [rekeningnummer 1] ) naar rekeningen op naam van de curator dan wel curatoren over de periode 3 november 2011 tot en met 23 juli 2018. In totaal is er over deze periode een bedrag van € 108.425,90 overgeboekt naar bankrekeningen van de curator dan wel curatoren.
1.11.
[bedrijfsnaam] heeft de kantonrechter in haar begeleidend schrijven bij voornoemde stukken voorts bericht dat zij geen contact krijgt met de mentoren, dat zij geen gegevens ter beschikking gesteld heeft gekregen en dat betrokkene niet woont op het adres waar zij staat ingeschreven. Waar betrokkene wel woont is [bedrijfsnaam] niet bekend.
1.12.
Voormalig curator mevrouw [A] (hierna te noemen: moeder) heeft zich wederom afgemeld voor de fysieke zitting op 9 februari 2021, met de mededeling dat wegens verkoudsheidsklachten niet kan komen. Gelet op de talloze malen dat de zitting al is aangehouden, heeft de kantonrechter besloten dat de zitting een hybride karakter zou krijgen, zodat de voormalig curatoren per skype bij de zitting aanwezig zouden kunnen zijn. Vervolgens is vanwege de weersomstandigheden gesloten dat de zitting volledig per skype zou worden gehouden. (De mentoren hebben niet aangetoond dat zij coronapositief bevonden zijn, waardoor zij niet in staat zijn per skype bij de zitting aanwezig te zijn. Zij zijn bovendien ook in staat gebleken om mailverkeer met de griffie te hebben.) De skypezitting heeft op 9 februari 2021 plaatsgevonden. Daarbij is alleen de bewindvoerder, in persoon van mevrouw van [F] , verschenen.

2.De beoordeling

2.1.
Ingevolge artikel 1:386 lid 1 in samenhang met artikel 1:362 BW kan de kantonrechter ambtshalve de schade vaststellen die de betrokkene door slecht bewind van de voormalig curatoren heeft geleden en de voormalig curatoren tot vergoeding van die schade veroordelen. Van slecht bewind is sprake indien de curatoren hebben gehandeld in strijd met hetgeen van een zorgvuldig handelend curator verwacht mag worden. De kanontrechter is van oordeel dat in dit geval sprake is van slecht bewind door de voormalig curatoren als bedoeld in artikel 1:362 BW.
2.2.
Van rechtswege is het vermogen van betrokkene dat onder het testamentaire bewind viel per [2016] , de dag waarop het testamentaire bewind eindigde, onder het beheer van de curatoren gekomen. Het behoorde tot de verantwoordelijkheid van de curatoren te controleren of de testamentair bewindvoerder op juiste wijze het beheer heeft gevoerd over het testamentaire vermogen. De curatoren hebben niet verzocht om rekening en verantwoording bij het einde van het testamentaire bewind, dan wel anderszins toegezien op een juiste uitoefening van de functie van testamentair curator. In tegendeel; het is de kantonrechter gebleken, uit de overgelegde stukken aan de kantonrechter door curator [B] in april 2018, dat nagenoeg het gehele vermogen dat bij aanvang van de benoeming van [B] tot testamentair bewindvoerder op 2 april 2013 bestond, tijdens en direct na afloop van dit bewind is uitgekeerd aan één dan wel beide curatoren. Immers, op 31 december 2016 resteerde er van het aanvankelijke vermogen van € 34.917,75 nog slechts een bedrag van € 612,91. Ook na het einde van het testamentaire bewind in maart 2016 hebben er talloze overboekingen plaatsgevonden van de rekening van betrokkene naar de bankrekeningen van één of beide curatoren.
2.3.
Zoals reeds overwogen onder 2.2. van de beschikking van 13 september 2018, lagen er aan de betalingen door de curator/testamentair bewindvoerder [B] aan zichzelf en de andere curator diverse leningen ten grondslag, welke betrokkene zou zijn aangegaan met [B] . De kantonrechter acht deze leningen geen rechtsgeldige grondslag voor de overboekingen. Voor al deze leningen geldt dat deze niet rechtsgeldig tot stand zijn gekomen, nu daarvoor de machtiging van de kantonrechter diende te worden verkregen. Immers, niet betrokkene, maar haar moeder, aanvankelijk in haar hoedanigheid als ouder/wettelijk vertegenwoordiger, en later als curator/wettelijk vertegenwoordiger, is deze leningen namens betrokkene aangegaan. Deze machtigingen zijn niet verzocht en dus niet verleend. Naast dit formele vereiste is bovendien relevant dat indien deze machtigingen wél waren verzocht, deze niet zouden zijn verkregen. Deze leningen hebben namelijk betrekking op de kosten van levensonderhoud, welke kosten voor rekening van de ouder dienen te komen, en niet voor rekening van betrokkene, in ieder geval niet tijdens haar minderjarigheid. Door deze handelswijze hebben de curatoren de vermogensrechtelijke belangen van betrokkene slecht behartigd.
2.4.
Daarnaast heeft er op 2 januari 2018 een overboeking ter hoogte van € 49.232,93 plaatsgevonden naar de en/of rekening van de curatoren, met als omschrijving “afrekening erfenis [D] obv gemeenschap van goederen met [A] . Zie [.] rechtbank Den bosch. IBAN: [rekeningnummer 2] ”. Ook voor een dergelijke betaling had machtiging van de kantonrechter dienen te worden gevraagd, hetgeen opnieuw is nagelaten. En hiervoor geldt eveneens dat die machtiging, op basis van de informatie die de kantonrechter bekend is, niet zou zijn verkregen. Uit het testament van [D] , de vader van betrokkene, dat is overgelegd door de voorgaande testamentair bewindvoerder [C] , blijkt namelijk dat de vader en moeder van rechthebbende buiten gemeenschap van goederen waren gehuwd. Overigens is dat ook nog eens aan de curatoren bevestigd door mr. [E] , in de brief van haar hand d.d. 27 oktober 2014 aan de curatoren, zoals door [B] overgelegd als bijlage bij zijn brief van 18 april 2017. Het valt dan ook niet in te zien dat de curatoren meende aanspraak te kunnen maken op het deel van het vermogen van betrokkene dat zij kennelijk alsnog uit hoofde van de nalatenschap van haar vader - waartoe een vordering van haar vader op diens vader uit hoofde van het vooroverlijden van de oma en de eerste echtgenote van de vader van vaderszijde behoorde – had verkregen. Naar de kantonrechter begrijpt uit de eerder genoemde brief van 27 oktober 2014, heeft er na 1 maart 2015, na de verkoop van de woning waarop de 2e echtgenote van vader van vaderszijde het vruchtgebruik had, alsnog verdeling plaats gevonden. De curatoren hebben echter nagelaten inzichtelijk te maken welke bedragen betrokkene uit hoofde van de nalatenschappen van haar vader, opa en/of oma van vaderszijde uitgekeerd heeft gekregen na 2 april 2013. Ook hiervan valt hen een verwijt te maken.
2.5.
Naast de betaling ter zake van de nalatenschap hebben er ook diverse andere betalingen plaatsgevonden die geen betrekking hebben op uitgaven die de curatoren hebben gedaan ten behoeve van betrokkene, zoals blijkt uit het overzicht van overboekingen dat door [bedrijfsnaam] is overgelegd. Het gaat dan om het verstrekken van een lening aan de broer van betrokkene, diverse betalingen ter zake van de kosten van opslag van de boedel van de vader van betrokkene - bijna 20 jaar na diens overlijden - en de kosten voor diverse vliegtickets naar Lissabon, waarvan onvoldoende duidelijk is of dit tickets voor betrokkene zelf zijn.
De opslagkosten voor de spullen van de vader van rechthebbende zijn tijdens de uitoefening van het testamentaire bewind door voorganger [C] niet gemaakt. Niet is aannemelijk gemaakt dat de opslagkosten van de boedel van de vader van betrokkene betreffen. Ook is niet gesteld, noch onderbouwd, dat opslag van de boedel in het belang van betrokkene is.
Op basis van het overzicht van overboekingen van [bedrijfsnaam] komt de kantonrechter tot een bedrag van ten minste € 87.121.13 dat ten onrechte is onttrokken aan het vermogen van rechthebbende, waarvoor de curatoren verantwoordelijk worden gehouden.
2.6.
De kantonrechter overweegt dat beide curatoren verantwoordelijk waren voor het toezicht op de uitvoering van het testamentaire bewind en voor een goed beheer van het vermogen van betrokkene tijdens de curatele. Beiden bekleedden een functie waarin zij moesten opkomen voor de vermogensrechtelijke belangen van betrokkene, nu zij dit zelf niet kan. Dat vertrouwen is door hen beiden ernstig beschaamd. Daarom zal de kantonrechter hen beiden hoofdelijk aansprakelijk stellen vanwege de toerekenbare tekortkoming in het houden van toezicht op de testamentaire bewindvoerder en het voeren van beheer over het vermogen tijdens de curatele. De daardoor ontstane schade begroot de kantonrechter ambtshalve vooralsnog op een bedrag van ten minste € 85.000,--. Mogelijk is dit slechts een deel van de werkelijk geleden schade, gelet op het gebrek aan informatie over de nalatenschappen waarin betrokkene gerechtigd was. Dit betekent dat, indien nieuwe informatie bekend wordt, de curatoren aanvullend aansprakelijk kunnen worden gesteld.
2.7.
Tijdens de skypezitting op 9 februari 2021 heeft [bedrijfsnaam] toegelicht dat zij geen enkel contact met of medewerking van de mentoren krijgt. Haar was tot voor kort onbekend waar betrokkene verblijft, behalve dat dit niet op het adres is waar betrokkene voor de Basisadministratie Persoonsgegevens ingeschreven staat. [bedrijfsnaam] is er inmiddels door eigen onderzoek achter gekomen waar betrokkene feitelijk verblijft. Dit is een zorginstelling. Vanuit de zorginstelling is [bedrijfsnaam] meegedeeld dat de mentoren de zorginstelling heeft geïnstrueerd geen mededelingen te doen, de bewindvoerder niet toe te laten binnen te treden en voor alle vragen door te verwijzen naar hen. Door deze opstelling van de mentoren kan [bedrijfsnaam] het bewind slechts marginaal uitvoeren. Zo beheert zij alleen de bankrekening van betrokkene met rekeningnummer [rekeningnummer 1] , waarop de Wajong-uitkering en inmiddels ook de zorgtoeslag binnen komt. Zij betaalt slechts de bankkosten, de eigen bijdrage CAK en de premie zorgverzekering voor betrokkene. Andere kosten die door de mentoren of derden ten behoeve van betrokkene gemaakt worden, zijn de bewindvoerder niet bekend. De kantonrechter overweegt dat in het kader van een goede uitvoering van het bewind, het noodzakelijk is dat er sprake is van contact en samenwerking met de mentoren. De handelswijze van de mentoren, om ieder contact met [bedrijfsnaam] te mijden, is niet in het belang van betrokkene. Daarom zal de kantonrechter de mentoren ambtshalve ontslaan, en [bedrijfsnaam] benoemen als opvolgend mentor. [bedrijfsnaam] heeft zich daartoe desgevraagd bereid verklaard tijdens de skypezitting.
De beslissing
De kantonrechter:
- stelt ambtshalve de schade als gevolg van slecht bewind door de voormalig curatoren [A] en [B] vast op een bedrag van € 85.000,--;
- veroordeelt [A] en [B] hoofdelijk tot betaling van het bedrag van € 85.000,-- aan betrokkene;
- ontslaat [A] en [B] wegens gewichtige redenen met ingang van de dag na de uitspraak van deze beschikking als mentoren;
- benoemt tot mentor met ingang van de dag na de uitspraak van deze beschikking [bedrijfsnaam] B.V.;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A.M. Penders, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend.