ECLI:NL:RBMNE:2021:833

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 februari 2021
Publicatiedatum
3 maart 2021
Zaaknummer
20/4267
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen behandeld. Het besluit waartegen beroep is ingesteld, dateert van 2 oktober 2020. Eiser heeft zijn beroepschrift te laat ingediend, namelijk op 18 november 2020, terwijl dit uiterlijk op 13 november 2020 ontvangen had moeten zijn. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat de zaak niet inhoudelijk kan worden behandeld door de te late indiening van het beroep.

De rechtbank overweegt dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een beroep binnen zes weken na bekendmaking van het besluit moet worden ingediend. Eiser heeft aangevoerd dat zijn hersenletsel en de drukte in zijn leven hem hebben belet om tijdig beroep in te dienen. Ondanks begrip voor de persoonlijke omstandigheden van eiser, oordeelt de rechtbank dat dit geen geldige reden is voor de te late indiening. De verantwoordelijkheid om tijdig beroep in te dienen ligt bij eiser, en hij had eventueel hulp kunnen inschakelen om hem hierbij te ondersteunen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk op basis van artikel 8:54 van de Awb. Er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is gedaan op 8 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20 / 4267

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van
2 oktober 2020.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 2 oktober 2020. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 13 november 2020 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. Het beroepschrift is op 18 november 2020 ontvangen door verweerder en vervolgens doorgezonden naar de rechtbank. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Eiser zegt dat hij te laat was omdat hij hersenletsel heeft en hij veel te veel dingen tegelijk moest doen. Hij moest zelf informatie bij medici opvragen omdat, volgens eiser, verweerder dit niet heeft gedaan. Er zijn her en der vertragingen opgelopen door corona. Verder stelt eiser dat hij al jaren overbelast is.
5. De rechtbank heeft begrip voor de omstandigheden van eiser. Dit is echter geen geldige reden voor het niet op tijd instellen van het beroep. Het is ook onder deze omstandigheden de verantwoordelijkheid van eiser om op tijd beroep in te dienen, zo nodig op nader aan te voeren gronden (pro forma). Eiser had iemand anders, bijvoorbeeld een professioneel gemachtigde, kunnen inschakelen om hem te helpen en namens hem op de termijn te letten.
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Daarom zal het beroep niet inhoudelijk worden behandeld.
7. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 8 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.