In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van openlijk geweld in vereniging op 18 april 2019 te Amersfoort. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank concludeert dat de geweldshandelingen van de medeverdachten, die de zonen van de verdachte zijn, niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend. De verdachte heeft verklaard dat hij de situatie wilde de-escaleren en zijn zonen tot rust wilde manen. Dit blijkt ook uit camerabeelden die zijn bekeken tijdens de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen opzet had op het plegen van geweld in vereniging, ondanks dat hij een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging door de aangever, [slachtoffer 1], in bedwang te houden.
De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], behandeld, die een schadevergoeding van € 6.013,68 vorderde. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, omdat de verdachte van het ten laste gelegde feit is vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering, begroot op nihil.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd op basis van de verklaringen van de verdachte en de beschikbare camerabeelden.