ECLI:NL:RBMNE:2021:930
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van de Opiumwet
Op 8 maart 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen verzoekers, vertegenwoordigd door mr. P. Molema, en de burgemeester van de gemeente Almere. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van 16 februari 2021, waarbij hen een last onder bestuursdwang werd opgelegd in de vorm van sluiting van hun woning in [woonplaats 2] voor de duur van drie maanden, vanwege de aanwezigheid van 168 hennepplanten. Verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij stelden dat de sluiting onomkeerbare gevolgen zou hebben en dat zij huurpenningen misliepen door de sluiting.
De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als er sprake is van onverwijlde spoed. De rechter stelde vast dat de woning al gesloten was op het moment van het indienen van het verzoek en dat verzoekers niet in de woning woonden. Bovendien hadden verzoekers geen bewijs geleverd van acute financiële nood of onomkeerbare schade. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door mr. B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier mr. M.M. van Luijk-Salomons, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.