ECLI:NL:RBMNE:2021:981

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 januari 2021
Publicatiedatum
11 maart 2021
Zaaknummer
RK 20/2308
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift DNA-onderzoek bij veroordeelden gegrond verklaard, bevel tot afname niet tijdig gegeven

Op 5 januari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingslocatie Utrecht, een beschikking gegeven in een bezwaarschrift dat was ingediend door een veroordeelde tegen het bepalen van zijn DNA-profiel en de verwerking daarvan in een DNA-databank. Het bezwaarschrift was ingediend op basis van artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. De rechtbank heeft het bezwaarschrift gegrond verklaard, omdat het bevel tot afname van DNA-materiaal niet tijdig was gegeven. De zaak werd behandeld in raadkamer met gesloten deuren op 22 december 2020, waarbij de veroordeelde, zijn raadsman mr. T.S. Van der Horst, en de officier van justitie aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatstaf voor de beoordeling van het bezwaarschrift is of er sprake is van een uitzondering zoals omschreven in artikel 2, lid 1, onder a en b, van de Wet. De raadsman heeft aangevoerd dat het bevel tot afname van DNA niet gegeven had mogen worden, omdat het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van de veroordeelde niet van betekenis zal zijn voor de toekomstige voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten. Dit argument werd ondersteund door het feit dat het bevel pas tien jaar na de veroordeling was afgegeven en dat de veroordeelde sindsdien niet meer in aanraking was gekomen met politie en justitie.

De rechtbank heeft de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsman overwogen en geconcludeerd dat er inderdaad sprake is van een uitzondering. De rechtbank heeft daarbij ook meegewogen dat de veroordeelde zijn leven op orde heeft en niet meer is veroordeeld voor strafbare feiten sinds de eerdere veroordeling. De rechtbank heeft daarom besloten het bezwaarschrift gegrond te verklaren en heeft de officier van justitie bevolen ervoor te zorgen dat het celmateriaal van de veroordeelde terstond wordt vernietigd. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/048601-09
Rekestnummer: 20/2308
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer, op het op 6 november 2020 ter griffie van deze rechtbank ingekomen bezwaarschrift op de voet van artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (hierna te noemen: de Wet), van

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
domicilie kiezende ten kantore van diens raadsman, mr. T.S. Van der Horst, advocaat te Utrecht,
(hierna te noemen: veroordeelde).
Het bezwaarschrift is in raadkamer met gesloten deuren behandeld op 22 december 2020.
Gehoord zijn de officier van justitie, veroordeelde en diens raadsman.
Veroordeelde maakt bezwaar tegen het bepalen van zijn DNA-profiel en de verwerking daarvan in een DNA-databank.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het dossier in de strafzaak tegen veroordeelde als verdachte (met bovenvermeld parketnummer) en van voornoemd bezwaarschrift.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het onderhavige bezwaarschrift uit van de navolgende feiten en omstandigheden:
1. op 12 januari 2010 is veroordeelde door de politierechter van deze rechtbank veroordeeld ter zake van mishandeling tot een werkstraf voor de duur van 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
2. op 24 februari 2020 is door de officier van justitie een bevel tot afname van DNA-materiaal gegeven;
3. op 27 oktober 2020 is bij veroordeelde celmateriaal afgenomen.
Overwegingen
Maatstaf bij de beoordeling van het bezwaarschrift is of in het onderhavige geval sprake is van een uitzondering als omschreven in artikel 2, lid 1, onder a en b, van de Wet, namelijk (onder a) dat reeds een DNA-profiel van deze persoon is verwerkt, dan wel (onder b) dat redelijkerwijs aannemelijk is dat het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel gelet op de aard van het misdrijf of de bijzondere omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd, niet van betekenis zal kunnen zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten van de veroordeelde.
Namens veroordeelde heeft de raadsman aangevoerd dat het bevel ex artikel 2 van de Wet niet gegeven had mogen worden. Het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van veroordeelde zal niet van betekenis kunnen zijn voor de toekomstige voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten, gelet op de aard en bijzondere omstandigheden van het misdrijf. Het bevel is immers pas tien jaar na de veroordeling afgegeven. Sindsdien is veroordeelde niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie, waardoor er sprake is van een gering recidivegevaar. Opname van het DNA-profiel in de databank doet ook geen recht aan de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van veroordeelde. Ten tijde van de veroordeling was er immers sprake van medische en psychische problematiek, die thans al geruime tijd niet meer aan de orde is.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat, gelet op de aard van het feit en het lange tijdsverloop, blijkt van enige uitzondering krachtens de Wet, waardoor het bezwaarschrift derhalve gegrond moet worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen van de kant van veroordeelde is aangevoerd, tot de conclusie leidt dat in dit geval sprake is van een van de uitzonderingen waarop in artikel 2 van de Wet bij veroordeelden wordt gedoeld, en overweegt daartoe in het bijzonder dat het bevel tot afname van DNA-materiaal niet tijdig is gegeven. De rechtbank weegt ook mee dat veroordeelde sindsdien niet meer is veroordeeld voor strafbare feiten en zijn leven op orde heeft. Het bezwaarschrift zal dan ook gegrond worden verklaard.
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart het bezwaarschrift gegrond;
-
beveelt de officier van justitie ervoor zorg te dragen dat het celmateriaal van de veroordeelde terstond wordt vernietigd.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer van deze rechtbank op 5 januari 2021 door mr. G. Schnitzler, rechter, als lid van de enkelvoudige raadkamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.