In deze zaak vorderde de eiseres, een naamloze vennootschap, ontbinding van de huurovereenkomst met de gedaagde, een besloten vennootschap, en ontruiming van de bedrijfsruimte wegens achterstallige huurtermijnen. De huurovereenkomst was aangegaan voor vijf jaar en de gedaagde had vanaf oktober 2020 de huurtermijnen niet betaald. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst, wat ontbinding rechtvaardigde. De achterstand in huurtermijnen bedroeg meer dan negen maanden, wat in het algemeen al voldoende is voor ontbinding van een huurovereenkomst. De kantonrechter ontbond de overeenkomst per datum van het vonnis en veroordeelde de gedaagde om de bedrijfsruimte binnen veertien dagen te ontruimen.
Daarnaast vorderde de eiseres betaling van de huurachterstand, een contractuele boete en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de huurachterstand van € 21.702,41 moest betalen, bestaande uit de huurachterstand tot en met juni 2021, de contractuele boete en de buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van € 1.891,17 per maand aan huurtermijnen tot de datum van ontruiming en schadevergoeding voor de periode dat de gedaagde het gehuurde niet had ontruimd. De kantonrechter wees het beroep van de gedaagde op dwaling en onvoorziene omstandigheden af, omdat de gedaagde onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stellingen. De eiseres werd in het gelijk gesteld en de gedaagde in de proceskosten veroordeeld.