ECLI:NL:RBMNE:2022:1001

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
17 maart 2022
Zaaknummer
9299082
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van een geldlening en tegenvordering in een affectieve relatie

In deze zaak, die werd behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, vorderde eiseres betaling van een bedrag van € 15.252,07 van gedaagde, dat zij voor hem had betaald tijdens hun affectieve relatie. Eiseres vorderde ook wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde erkende de verschuldigdheid van het bedrag, maar voerde verweer door te stellen dat hij een tegenvordering had die hij wilde verrekenen. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiseres toewijsbaar was, omdat gedaagde had erkend dat hij het bedrag verschuldigd was en geen geldige redenen had aangevoerd om de betaling te weigeren. De gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten werden eveneens toegewezen, omdat deze op de wet waren gegrond en gedaagde deze niet had betwist.

Wat betreft de tegenvordering van gedaagde, die stelde dat hij recht had op verrekening van kosten met betrekking tot een gezamenlijke woning, oordeelde de kantonrechter dat er onvoldoende bewijs was voor de door gedaagde gestelde afspraken over de verdeling van kosten en opbrengsten. De kantonrechter concludeerde dat gedaagde niet had aangetoond dat er een overeenkomst bestond die hem recht gaf op verrekening. Daarom werd de tegenvordering afgewezen. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 1.361,22 werden begroot, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9299082 UC EXPL 21-4647 MRv/48356
Vonnis van 2 maart 2022
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: DAS rechtsbijstand,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie;
- de akte met producties van [eiseres] ;
- de mondelinge behandeling op 21 januari 2022 waarvan de griffier aantekening heeft gehouden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over

2.1.
Partijen hebben tot de herfst in 2019 een affectieve relatie met elkaar gehad. Gedurende deze relatie heeft [gedaagde] aan [eiseres] gevraagd een aantal aan hem gerichte facturen voor hem te betalen. [eiseres] heeft deze facturen ten bedrage van in totaal € 15.252,07 voor hem betaald. Partijen hebben met elkaar afgesproken dat [gedaagde] dit bedrag aan [eiseres] zou terugbetalen. Dit is tot op heden niet gebeurd.
2.2.
[eiseres] vordert in deze procedure betaling van het bedrag van € 15.252,07 te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Ook vordert [eiseres] veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te voldoen binnen veertien dagen na dit vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis wanneer tijdige betaling uitblijft.
2.3.
[gedaagde] voert verweer tegen de vorderingen van [eiseres] en concludeert tot afwijzing hiervan, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten. [gedaagde] voert aan dat hij op [eiseres] een tegenvordering heeft die meer bedraagt dan € 15.252,07 waarmee hij zijn schuld wil verrekenen. [gedaagde] heeft ook een tegenvordering (eis in reconventie) ingediend en deze vordering beperkt tot € 25.000,00. [gedaagde] vordert dat [eiseres] wordt veroordeeld tot betaling van dit bedrag.

3.De beoordeling

De vordering van [eiseres]
3.1.
[gedaagde] heeft de hoogte en verschuldigdheid van het bedrag van € 15.252,07 erkend. Bovendien volgt uit productie 1 bij dagvaarding dat [gedaagde] zonder voorbehoud heeft toegezegd dat hij de bedragen die [eiseres] voor hem heeft betaald zou terugbetalen. Dit betekent dat de vordering van [eiseres] kan worden toegewezen. Dat de relatie tussen partijen op dat moment nog goed was maakt dit niet anders.
Wettelijke rente
3.2.
De door [eiseres] gevorderde rente is eveneens toewijsbaar nu deze op de wet is gegrond en de verschuldigdheid hiervan door [gedaagde] niet afzonderlijk is betwist. Deze zal worden toegewezen zoals hierna bepaald.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.3.
[eiseres] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [eiseres] heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de wettelijke eisen en het gevorderde bedrag (€ 927,52) komt overeen met het krachtens de wet geldende tarief. Dit bedrag zal daarom worden toegewezen.
De tegenvordering van [gedaagde]
3.4.
heeft een beroep gedaan op verrekening en tevens een eis in reconventie ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling is met partijen hierover gesproken. [gedaagde] heeft zijn standpunt als volgt toegelicht. Hij heeft samen met [eiseres] aan de [straatnaam] [nummeraanduiding] in [plaatsnaam] een woning gekocht waarvan partijen de verbouwing samen zouden realiseren. Partijen waren voornemens om voor de aankoop en verbouwing van de woning allebei een bedrag van € 300.000,00 te investeren. Zij hebben toen afgesproken dat zij de opbrengsten en kosten van de aankoop en verbouwing van de woning gelijkelijk zouden verdelen. [gedaagde] heeft in de praktijk grotendeels de verbouwingskosten betaald, maar [eiseres] is conform deze afspraak hiervan de helft aan [gedaagde] verschuldigd. [eiseres] heeft op dit standpunt van [gedaagde] gereageerd en de stellingen van [gedaagde] betwist. Immers, hoewel juist is dat partijen voornemens waren om de woning samen te gaan bewonen en daarin allebei € 300.000,00 te investeren is dit nooit gebeurd. Ook de stelling dat partijen hebben afgesproken dat zij de opbrengsten en kosten van de aankoop en verbouwing van de woning zouden delen heeft [eiseres] betwist. Zij heeft erop gewezen dat uiteindelijk alleen [gedaagde] de woning heeft gekocht en zij zich uit de transactie heeft teruggetrokken.
3.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. Een beroep op verrekening als verweer kan worden gepasseerd als de gegrondheid van het verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen (artikel 6:136 BW). Voor verrekening komen bijvoorbeeld in aanmerking vorderingen uit factuur die eenvoudig zijn te beoordelen of erkende vorderingen. Van een dergelijke (eenvoudig vast te stellen) vordering is hier geen sprake, zodat het door [gedaagde] gedane beroep op verrekening niet kan worden gehonoreerd. De vordering van [eiseres] is dus niet eenvoudig door verrekening te niet gegaan. Dit betekent dat de door [gedaagde] ingestelde tegenvordering inhoudelijk moet worden beoordeeld.
3.6.
Vaststaat dat partijen voornemens waren om de woning aan de [straatnaam] in [plaatsnaam] samen te kopen en daarin samen te gaan wonen. Dit blijkt onder meer uit het feit dat in de eerste koopovereenkomst van de woning (van 1 oktober 2016) [gedaagde] en [eiseres] allebei als koper staan vermeld en uit de ondertekening van deze overeenkomst door zowel [gedaagde] als [eiseres] . Niet staat ter discussie dat deze koopovereenkomst naderhand is ontbonden. De kantonrechter maakt uit de stukken op dat [gedaagde] vervolgens met verkopers een nieuwe koopovereenkomst (van 19 januari 2018) heeft gesloten om de aankoop van de woning op eigen naam te realiseren. Deze koopovereenkomst vermeldt alleen [gedaagde] als koper en alleen [gedaagde] heeft de koopovereenkomst ondertekend. [eiseres] heeft toegelicht dat zij niet meer als koper bij de woning betrokken wilde zijn en dat zij er daarom verder buiten is gelaten. Volgens [gedaagde] waren hier ook financiële motieven voor maar hij heeft dit verder niet betwist. Dit betekent dat de door [gedaagde] gestelde (en door [eiseres] betwiste) afspraak dat de opbrengsten en kosten van de aankoop en verbouwing van de woning gelijkelijk zouden worden verdeeld op losse schroeven is komen te staan.
3.7.
[gedaagde] is vervolgens aan de slag gegaan met de verbouwing van de woning. Later, toen de relatie tussen partijen was geëindigd, heeft hij de woning aan derden verkocht. Uit de stukken en dat wat partijen tijdens de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht, is duidelijk geworden dat [eiseres] bij een aantal aspecten van de verbouwing betrokken is geweest (kleuren, materialen) maar dat [gedaagde] haar niet heeft betrokken bij de verbouwingsuitgaven en de afspraken met de aannemer hierover. Ook heeft [gedaagde] [eiseres] niet betrokken bij de verkoop van de woning, ook niet bij de prijs die voor de woning is gerealiseerd. De kantonrechter maakt hieruit op dat [gedaagde] niet alleen op eigen naam maar ook voor eigen rekening handelde. In elk geval wijst deze gang van zaken niet op een door partijen gemaakte afspraak dat de opbrengsten en kosten van de woning tussen partijen gelijkelijk zouden worden verdeeld.
3.8.
[eiseres] heeft de stelling van [gedaagde] dat de opbrengsten en kosten van de woning gelijkelijk zouden worden verdeeld betwist. De hierboven geschetste gang van zaken wijst ook niet op een afspraak in die richting. De stelling van [gedaagde] zou er in feite op neerkomen dat [eiseres] hem volmacht heeft gegeven om voor haar rekening zonder verdere verantwoording uitgaven aan de woning te doen en dat kan niet zonder meer worden aangenomen. In dit licht bezien heeft [gedaagde] onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht om zijn stelling te onderbouwen. De kantonrechter kan daar dan ook niet vanuit gaan.
3.9.
[gedaagde] heeft, zowel in de stukken als tijdens de mondelinge behandeling, erop gewezen dat het onredelijk en onbillijk is wanneer hij het verlies dat op de woning is geleden alleen zou moeten dragen. De kantonrechter beseft dat [gedaagde] een voor hem negatieve uitkomst van de procedure als teleurstellend ervaart, omdat het in oorsprong de bedoeling was de woning samen te kopen en daarin samen te investeren, maar voor een verdeling van kosten en verliezen nadat de relatie met [eiseres] is geëindigd, zoals [gedaagde] heeft bepleit, is alleen een beroep op de redelijkheid en billijkheid ontoereikend. Daarvoor moeten afspraken bestaan en daarvan is onvoldoende gebleken. De tegenvordering van [gedaagde] zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten in conventie en reconventie
3.10.
[gedaagde] heeft in conventie en in reconventie ongelijk gekregen en zal daarom in de proceskosten aan de kant van [eiseres] worden veroordeeld. De kosten aan de kant van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 108,22
- griffierecht € 507,00
- salaris gemachtigde €
746,00(2 punten x tarief € 373,00)
Totaal € 1.361,22
3.11.
De vordering in conventie en die in reconventie zijn nauw aan elkaar verwant en gelijktijdig behandeld. De kantonrechter zal daarom de kosten in reconventie bepalen op nihil.
3.12.
De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen zoals hierna in de beslissing bepaald.
3.13.
[eiseres] vordert betaling van de nakosten. Deze zullen op de in de beslissing weergegeven wijze worden vastgesteld.
3.14.
De gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad, waartegen geen afzonderlijk verweer is gevoerd, is op de wet gegrond en zal eveneens worden toegewezen. Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat het vonnis uitvoerbaar is ook wanneer daartegen hoger beroep wordt ingesteld (hoger beroep heeft geen opschortende werking).

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 15.252,07 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 mei 2020 tot de voldoening;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 927,52 aan buitengerechtelijke incassokosten;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de kant van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.361,22, waarin begrepen € 746,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van betaling;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] , wanneer hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres] aan dit vonnis heeft voldaan, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Langeler, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2022.