In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Ziggo B.V. en een consument, aangeduid als [gedaagde]. Ziggo had in conventie een vordering ingesteld tegen [gedaagde] tot betaling van € 102,97, maar heeft na de conclusie van antwoord van [gedaagde] verzocht om de procedure door te halen. [gedaagde] heeft zich niet verzet tegen deze doorhaling, maar heeft zijn vordering in reconventie gehandhaafd. In reconventie vorderde [gedaagde] een bedrag van € 386,00 van Ziggo, wegens ten onrechte geïncasseerde abonnementsgelden. Hij stelde dat hij de overeenkomst met Ziggo op 14 juni 2019 had opgezegd, maar dat Ziggo tot en met maart 2020 abonnementsgelden bleef afschrijven van zijn rekening.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] slechts enkele dagen gebruik heeft kunnen maken van de diensten van Ziggo en dat hij geen betalingsverplichting meer had na de opzegging van de overeenkomst. De rechter heeft de vordering van [gedaagde] tot terugbetaling van € 386,00 toegewezen, omdat Ziggo onterecht abonnementsgelden had geïncasseerd. Daarnaast is Ziggo veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden op nihil zijn begroot, aangezien hij in persoon heeft geprocedeerd zonder gebruik te maken van een professioneel rechtshulpverlener.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat Ziggo aan [gedaagde] moet betalen en dat de kosten van het geding voor Ziggo komen, wat de uitkomst van deze zaak onderstreept.