ECLI:NL:RBMNE:2022:1015

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
18 maart 2022
Zaaknummer
16/235564-21; 16/103698-19 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en bewezenverklaring poging zware mishandeling na geweldsincident in Amersfoort

Op 18 maart 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 juli 2021 in Amersfoort betrokken was bij een geweldsincident. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en een medeverdachte geweld hebben gebruikt tegen het slachtoffer, maar heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer had aanvaard. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de getuigen en de aangifte niet voldoende specifiek waren om te concluderen dat er een aanmerkelijke kans op de dood bestond.

Wel heeft de rechtbank bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, terwijl het slachtoffer weerloos op de grond lag, met kracht tegen het hoofd en lichaam van het slachtoffer heeft getrapt. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van vijf maanden opgelegd, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zijn er vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en een gebiedsverbod voor het Park Randenbroek voor de duur van twaalf maanden. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor de geleden schade als gevolg van het geweld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/235564-21; 16/103698-19 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [geboorteplaats] (Syrië),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 februari 2022.
De rechtbank heeft op de terechtzitting van 23 februari 2022 kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.G. Vos, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht. Tevens is de heer [getuige 1] namens de benadeelde partij gehoord.
Na de zitting is gebleken dat het raadkamerproces niet volledig is geweest en is het onderzoek heropend en geschorst tot de terechtzitting van 18 maart 2022. Met toestemming van partijen is het onderzoek op de terechtzitting van 18 maart 2022 buiten aanwezigheid van verdachte en zijn raadsman gesloten en is direct vonnis gewezen.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1Primairop 14 juli 2021 te Amersfoort in vereniging heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven;
Subsidiairop 14 juli 2021 te Amersfoort in vereniging heeft geprobeerd aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Meer subsidiairop 14 juli 2021 te Amersfoort openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ;
Feit 2op 14 juli 2021 te Amersfoort in vereniging met geweld een zaklamp en/of bril heeft gestolen van [slachtoffer] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van feit 2 vordert de officier van justitie vrijspraak wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde. Hij voert aan dat uit het dossier niet is vast te stellen dat de aanmerkelijke kans bestond dat de heer [slachtoffer] dodelijk letsel zou oplopen, omdat niet duidelijk is geworden hoe en met welke kracht is geschopt, waar hij is geraakt en door welke trap welk letsel is veroorzaakt. Ten aanzien van feit 2 voert hij aan dat verdachte op geen enige wijze betrokken is geweest bij de diefstal. Er is onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te komen van het onder 2 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Ten aanzien van feit 1
Bewijsmiddelen [1]
De aangifte van [slachtoffer]
Op 14 juli 2021 liep ik richting de heuvel in het Park Randenbroek in Amersfoort.
Toen kwam er heel snel een jongeman op mij aflopen. Ik noem dit jongen 1.
Ik kan jongen 1 als volgt omschrijven:
- Mijn gevoel zegt Marokkaanse afkomst. Gezien het uiterlijk en de manier waarop hij sprak;
- vaal wit of bruin t-shirt aan;
- donker gekleurde trainingsbroek. De stof zag er vlodderig en glanzend uit;
- kort zwart kapsel;
- smal gezicht met een wilde blik; [2]
Er kwamen drie of vier mensen vanaf de heuvel op jongen 1 afgerend. Twee van hen, ik noem ze jongen 2 en jongen 3, hebben mij tegen de grond gewerkt en daar ook gehouden door op me te zitten terwijl jongen 1 steeds opnieuw terug kwam om een aanval te doen. [3]
Terwijl ik op de grond werd gehouden heb ik ongeveer vijf minuten lang klappen gekregen van jongen 1, jongen 2, en jongen 3. Ik zag dat terwijl jongen 2 en 3 mij op de grond hielden, jongen 1 langs hen stapte om mij trappen te geven. Ik kon niet los komen en beschermde met mijn armen mijn hoofd. Ik riep wel 50 maal sorry maar daar werd niet naar geluisterd. Ik zag en ik voelde dat hij met kracht op mijn hoofd trapte. Ik dacht dat ik doodgeschopt werd.
Ik hoorde ondertussen dat jongen 4 stond te schreeuwen dat ze moesten stoppen. Ik hoorde hem roepen: "stoppen [bijnaam 1] , stoppen [bijnaam 1] ." [4]
De geneeskundige verklaring van [slachtoffer]Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 15 juli 2021.
Uitwendig waargenomen letsel:
- zwelling en bloeduitstorting oogkas links
- oppervlakkig wondje neusbrug
- verspreid in gelaat meerdere schaafwonden
Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel ed):
- Meerdere kneuzingen gelaat.
- Risico ontwikkelen PTSS
Geschatte duur van genezing: enkele weken [5]
Het verhoor van [getuige 2]
(…)
A: Op 14 juli 2021 zaten we eventjes daar in het bos muziek te luisteren.
Er kwam vervolgens een man met een hele felle lamp, (...).
Hierop gingen 2 vrienden van mij op de man af en hebben hem toegetakeld. [6]
V: Heb je wel gezien dat de aangever klappen kreeg?
A: Ja, dat heb ik wel gezien ja. [7]
V: Was [bijnaam 1] dan 1 van die jongens die erbij was en de man heeft geslagen?
A: Ja, (…). [8]
(…)
A: Die jongen van Marokkaanse afkomst had wel geslagen maar die andere jongen, die
[bijnaam 2] of [bijnaam 2] begon gelijk te trappen en te slaan. [9]
V: Was [bijnaam 2] / [bijnaam 2] ook de eerste die begon te slaan of trappen?
A: Nee, dit was [bijnaam 1] . Toen [bijnaam 1] begon te slaan begon de andere jongen, die [bijnaam 2] / [bijnaam 2] mee te doen. [10]
V: Even opsommend, [bijnaam 1] / [bijnaam 1] is dus " [verdachte] "? en [bijnaam 2] / [bijnaam 2] is dus " [medeverdachte] "?
A: Dat klopt. [11]
Het verhoor van [getuige 3]
(…)
C; Dan verklaard de aangever dat er een jongen, vermoedelijk van Marokkaanse afkomst, agressief op hem af komt lopen.
(…)
A: [verdachte] was dat. [12]
C; De aangever verklaard dat hij daarop door de eerste jongen meerdere keren is geslagen en is geschopt.
V; Heb je dat gezien?
A; Niet gezien maar wel meegekregen, gehoord, zeg maar.
V: En hoe heb je dat dan gehoord?
A: Omdat de man aan het schreeuwen was.
A: Was niet persé schreeuwen maar ik kan het het best omschrijven als kreunen van de
pijn. Van, je krijgt een klap en daar maak je dan geluid op.
C; De aangever verteld ons dat hij ook met kracht op zijn hoofd is geschopt.
V; Heb je dat gezien?
A; Nee, achteraf wel nog gehoord van [medeverdachte] die dat gedaan had.
V: [verdachte] of [medeverdachte] ?
A: [medeverdachte] . [medeverdachte] kwam er later bij omdat hij voor [verdachte] wilde opkomen. Daarom ging hij naar die man. [13]
(…)
A; Ja, omdat [medeverdachte] inderdaad had verteld dat hij de man in zijn nek of kaak had geschopt. [medeverdachte] wees naar zijn nek en zei: "Kijk ik heb hem hier geschopt". [14]
4.3.2.
Bewijsoverweging: vrijspraak poging doodslag
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vast dat verdachte en medeverdachte op 14 juli 2021 te Amersfoort beiden geweld tegen het slachtoffer, de heer [slachtoffer] , hebben gebruikt. Verdachte heeft verklaard dat hij niet heeft deelgenomen aan en niets heeft meegekregen van het geweld tegen [slachtoffer] omdat hij in een trauma zou zijn geraakt. Hij zou [slachtoffer] alleen hebben geduwd. De rechtbank is van oordeel dat dit scenario niet aannemelijk is geworden en gaat aan de verklaring van verdachte voorbij. De verklaring van verdachte vindt immers geen steun in de overige bewijsmiddelen.
De aangifte van [slachtoffer] wordt ondersteund door de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] en vindt tevens steun in het bij aangever vastgestelde letsel. Het feit dat de arts meerdere kneuzingen in het gelaat van aangever heeft geconstateerd, betekent dat er meerdere geweldshandelingen tegen het hoofd van aangever [slachtoffer] moeten hebben plaatsgevonden.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of het handelen van verdachte te kwalificeren valt als een poging doodslag. Om tot een bewezenverklaring te komen voor een poging tot doodslag, moet sprake zijn van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het overlijden van het slachtoffer. Voor het voorwaardelijk opzet geldt dat bewezen zal moeten worden dat het handelen van verdachten de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer tot gevolg had en verdachten deze kans bewust hebben aanvaard.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden waaronder de gedragingen zijn verricht. Vast staat dat verdachte en medeverdachte het slachtoffer met kracht tegen het hoofd hebben geschopt. De rechtbank is van oordeel dat naar algemene ervaringsregels niet kan worden gezegd dat het geven van een of enkele schoppen tegen het hoofd altijd of in veel gevallen leidt tot de dood van het slachtoffer. Onder bepaalde omstandigheden kan het schoppen tegen iemands hoofd echter wel de aanmerkelijke kans in het leven roepen dat het slachtoffer als gevolg daarvan komt te overlijden. Deze omstandigheden kunnen bijvoorbeeld gelegen zijn in de kracht van het schoppen, de plek op het hoofd waartegen is geschopt, wat voor schoenen verdachten aan hadden, alsmede de staat waarin het slachtoffer zich bevond. De rechtbank is van oordeel dat de aangifte en de getuigenverklaringen te weinig specifieke informatie geven op basis waarvan vastgesteld kan worden dat in dit geval een aanmerkelijke kans op de dood bestond.
Aangever stelt dat hij door verdachte met kracht op zijn hoofd is getrapt maar niet blijkt wat daaronder wordt verstaan en op welke manier is getrapt. De verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] zijn op dat punt ook onvoldoende concreet en specifiek. Ook uit de medische informatie kan de rechtbank niet afleiden door welk handelen het letsel van aangever is ontstaan en hoeveel kracht daarbij is gebruikt. Op de foto van het gezicht van aangever is letsel te zien bij de mond, kaak, ogen en op de schedel, maar niet bij de slaap [15] . Uit de verklaring van aangever blijkt bovendien dat hij zijn handen voor zijn hoofd heeft gehouden om zich te beschermen.
Gelet op het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat verdachte met zijn gedragingen willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. De verdachte wordt vrijgesproken van poging tot doodslag.
4.3.3.
Bewijsoverwegingen: medeplegen poging zware mishandeling
De rechtbank acht wel bewezen dat de verdachte heeft geprobeerd om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat toen [slachtoffer] op de grond lag en op de grond werd gehouden, verdachte en medeverdachte hem met kracht hebben getrapt. Hierbij is verdachte begonnen met het trappen tegen het hoofd van [slachtoffer] . Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zeer kwetsbaar deel van het menselijk lichaam is en dat het hard trappen en slaan tot ernstig letsel kan leiden. Door het toegepaste geweld was er een aanmerkelijke kans dat het slachtoffer hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Bovendien is het schoppen tegen het hoofd van het slachtoffer naar haar uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachten de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust hebben aanvaard.
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat aangever [slachtoffer] door verdachte en medeverdachte met kracht tegen het hoofd is getrapt en geslagen op het lichaam. Blijkens de aangifte is er ook nog een derde persoon die aangever heeft vastgehouden en geslagen. Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank bovendien vast dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte, en derhalve van medeplegen. Dit betekent dat de gepleegde geweldshandelingen zowel aan de verdachte als diens medeverdachte kunnen worden toegerekend.
Aldus acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde medeplegen van poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op aangever.
4.3.4
Vrijspraak feit 2
In het dossier bevindt zich onvoldoende bewijs tegen verdachte dat hij de zaklamp en bril in vereniging met geweld zou hebben gestolen. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank daarom van oordeel dat het onder feit 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1 (
subsidiair)
op 14 juli 2021, te Amersfoort, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- die [slachtoffer] , meermalen met kracht tegen het hoofd heeft getrapt terwijl die [slachtoffer] weerloos op de grond lag en werd (vast)gehouden) en
- die [slachtoffer] , meermalen met kracht tegen/op het lichaam, heeft geslagen al dan niet terwijl die [slachtoffer] weerloos op de grond lag en werd vastgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 1 subsidiair: medeplegen van poging tot zware mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 3 jaren, waarvan een gedeelte van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, het meewerken aan begeleid wonen en een contact- en locatieverbod met [slachtoffer] .
- een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contact- en locatieverbod met [slachtoffer] voor de duur van 5 jaren. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt 1 maand per overtreding met een maximum van 6 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat een straf ter hoogte van de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden passend en geboden is. Hij voert aan dat de criteria voor het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel niet van toepassing zijn, waardoor deze maatregel niet dient te worden opgelegd. Het contact- en locatieverbod kunnen eventueel als bijzondere voorwaarden worden opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en/of maatregel houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft samen met anderen ernstig geweld gebruikt tegen [slachtoffer] zonder dat daar ook maar enige aanleiding toe was. [slachtoffer] is ’s avonds laat het park ingelopen om de groep waar verdachte en zijn medeverdachte deel van uit maakten te vragen om wat stiller te zijn, waarna hij door verdachte is geslagen. Vervolgens is [slachtoffer] , toen hij weerloos op de grond lag, door verdachte en medeverdachte met kracht getrapt tegen zijn hoofd en meermalen geslagen tegen zijn lichaam. Hij heeft hierbij doodsangsten uitgestaan. Als gevolg van het toegepaste geweld heeft hij hoofdletsel opgelopen. Verdachte heeft met zijn gedrag geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Het is puur geluk geweest dat de gevolgen voor [slachtoffer] relatief beperkt zijn gebleven. De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat het geweld plaatsvond in het donker in een park zeer dichtbij de woning van [slachtoffer] . Het feit dat verdachte weet waar [slachtoffer] woont maakte de situatie voor hem extra beangstigend. Feiten als deze veroorzaken veel maatschappelijke onrust en leiden tot een toename van gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, en in het bijzonder bij slachtoffers. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 8 november 2021, waaruit blijkt dat hij eerder, namelijk in 2019, is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het Pro Justitia-rapport van 7 januari 2022, opgesteld door L. Vermeulen (GZ-psycholoog). Hieruit blijkt dat er bij verdachte sprake is van complexe problematiek, waarbij psychische problemen en andere factoren interacteren: er is sprake van een posttraumatische stressstoornis, van stressverhogende gezinsproblematiek en van problematisch middelengebruik. De onderzoeker geeft aan dat ten tijde van het ten laste gelegde feit de hierboven beschreven problematiek aanwezig was. De posttraumatische stressstoornis van verdachte heeft een rol gespeeld.
Verdachte raakte door de confrontatie met aangever overspoeld door gevoelens van onveiligheid, angst en boosheid en verloor de controle. Hij raakte in paniek door het felle licht van de lamp van aangever en heeft impulsief gehandeld. Hij heeft zowel in Syrië als onderweg naar Nederland heftige situaties meegemaakt waarin hij (als tiener) geconfronteerd werd met geweld, met de dood van anderen en met onveilige situaties. Sinds zijn verblijf in Nederland heeft hij last van herbelevingen, nachtmerries, vermijdt hij situaties die hem aan de oorlog doen denken en heeft hij moeite met het controleren van zijn emoties. De onderzoeker adviseert daarom om het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 19 januari 2022, opgesteld door J. Mertens. De reclassering acht de delictgeschiedenis en het psychosociaal functioneren als risico verhogend en geeft aan dat de kans op recidive onverminderd hoog zal blijven wanneer de problematiek van verdachte onbehandeld blijft. De reclassering sluit zich aan bij het advies van het NIFP en adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen en een contactverbod met aangever.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat Inforsa de hulp al heeft ingezet, dat hij op de wachtlijst staat bij de Waag voor EMDR therapie en dat hij bereid is om mee te werken aan alle geadviseerde voorwaarden.
De op te leggen straf
Gelet op de ernst van het feit dat de verdachte heeft gepleegd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS, die gelden voor zware mishandeling waarbij sprake is van schoppen tegen het hoofd, te weten 6 maanden gevangenisstraf onvoorwaardelijk.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf in strafverzwarende zin meegenomen dat verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit en dat hij degene is die het slachtoffer als eerste heeft geslagen en daarna nog meerdere keren heeft getrapt. Het slachtoffer is niet alleen door verdachte maar door nog minimaal een andere persoon aangevallen en mishandeld. Ook weegt de rechtbank mee dat de omstandigheden waaronder deze mishandeling heeft plaatsgevonden voor het slachtoffer zeer bedreigend waren. Het park waar de mishandeling plaatsvond was donker, de groep bestond uit meerdere mensen die voor het slachtoffer niet zichtbaar waren, er was geen publiek dat te hulp kon schieten en enkele mensen van de groep hebben het slachtoffer daarna naar huis vergezeld hetgeen hij als zeer intimiderend heeft ervaren.
Gelet op de toestand waarin verdachte zich bevond ten tijde van het ten laste gelegde feit, volgt de rechtbank - in strafmatigende zin - het advies van het NIFP en de reclassering om het ten laste gelegde feit verminderd toe te rekenen aan verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden.
De rechtbank wijkt daarmee af van de eis van de officier van justitie maar dat komt omdat zij het primair ten laste gelegde niet bewezen acht.
Gelet op de angst bij het slachtoffer en het feit dat zijn adres bij verdachte en medeverdachte bekend is, zal de rechtbank, ter voorkoming van strafbare feiten, aan verdachte de maatregel opleggen inhoudende dat verdachte voor de duur van twaalf maanden op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] en de maatregel dat verdachte zich niet zal ophouden in/rondom het Park Randenbroek, zoals weergegeven op onderstaande kaart.
Het gebiedsverbod ziet op het gehele Park Randenbroek en de directe weg er omheen, zoals hieronder aangegeven met de dikke zwarte lijnen (betreft: deels Bisschopsweg, deels Heiligenbergerweg, deels Ringweg Randenbroek, deels Gasthuislaan en de Rubensstraat).
De duur van de vervangende hechtenis bedraagt 5 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 6 maanden.
De rechtbank zal de vrijheidsbeperkende maatregelen dadelijk uitvoerbaar verklaren. Ten laste van verdachte zijn misdrijven bewezenverklaard die zijn gericht tegen of gevaar hebben veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een ander (medeplegen zware mishandeling). Gelet op het Pro Justitia-rapport en het reclasseringsadvies is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan.
Aangezien de voorlopige hechtenis is aangevangen op 31 augustus 2021 heeft de rechtbank op 15 maart 2022 het voorarrest van verdachte opgeheven vanwege het bepaalde in artikel 67a lid 3 Wetboek van Strafvordering.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.713,12. Dit bedrag bestaat uit € 1.213,12 materiële schade en € 1.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de gehele vordering toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met toepassing van de wettelijke rente.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich voor wat betreft de vordering aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Materiële schade
De benadeelde partij vordert in totaal € 1.213,12 ter zake van kosten voor eigen risico van de zorgverzekering en verlies van arbeidsvermogen.
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost eigen risico van de zorgverzekering ter hoogte van in totaal € 304,03, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en ook is komen vast te staan dat de benadeelde partij voornoemde schade rechtstreeks heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal dit deel van de vordering toewijzen. Het toe te wijzen bedrag dient te worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van volledige betaling.
Met betrekking tot de schadepost verlies van arbeidsvermogen van in totaal € 909,09 overweegt de rechtbank als volgt. Uit de ter zitting gegeven toelichting en de onderbouwing van de vordering in het schadevergoedingsformulier kan de rechtbank niet vaststellen wat de geleden inkomstenderving is. Omdat de rechtbank, gelet op het letsel, het aannemelijk acht dat de benadeelde partij zijn werkzaamheden in de eerste maand geheel en daarna een tijdje voor de helft heeft moeten staken begroot de rechtbank de schade op € 750,- en zal zij deze post tot dit bedrag toewijzen. Het toe te wijzen bedrag dient te worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in het overige deel van zijn vordering en de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft € 1.500,- aan immateriële schade gevorderd. De rechtbank acht, gelet op vergelijkbare zaken en op de omstandigheden van het geval, dit bedrag
billijk en waardeert de schade op dat bedrag. De rechtbank zal de vordering daarom tot een bedrag van € 1.500,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van volledige betaling.
Totaal
De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van € 2.554,03 toewijzen.
Hoofdelijk
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.554,03 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 35 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert schriftelijk de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak met parketnummer 16/103698-19.
Tijdens de zitting heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de gehele voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 50 uren.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt om de proeftijd met een jaar te verlengen, indien verdachte nog in de proeftijd loopt wegens de detentie van onderhavige zaak.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van politierechter te Midden-Nederland, locatie Utrecht van 9 september 2019 (parketnummer 16/103698-19) is verdachte een taakstraf voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
De rechtbank ziet in het feit dat de voorlopige hechtenis in deze zaak langer heeft geduurd dan de uiteindelijke straf aanleiding om de tenuitvoerlegging af te wijzen maar zal wel de proeftijd met een jaar verlengen en nadere bijzondere voorwaarden verbinden aan deze voorwaardelijke straf in die zin dat verdachte:
* zich meldt binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis bij reclassering Inforsa op het adres Utrechtseweg 11-13 te Amersfoort. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* verblijft bij Kwintes of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38v, 38w, 45, 47, 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 5 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht
Gebiedsverbod
  • legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van 12 maanden zich niet zal zich niet zal bevinden of ophouden in/rondom het Park Randenbroek te Amersfoort, zoals weergegeven op p. 9 van dit vonnis en de daarin opgenomen kaart;
  • beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 5 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 6 maanden;
  • toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
Contactverbod
  • legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van 12 maanden op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [1958] ;
  • beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 5 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 6 maanden;
  • toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
Dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregelen: gebiedsverbod en contactverbod
- omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregelen
dadelijk uitvoerbaar zijn;
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • wijst de vordering van [slachtoffer] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 2.554,03 bestaande uit € 1.054,03 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 2554,03 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 35 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/103698-19
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 50 uren af;
- verlengt de proeftijd met een jaar;
- bepaalt dat als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich meldt binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis bij reclassering Inforsa op het adres Utrechtseweg 11-13 te Amersfoort. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* verblijft bij Kwintes of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.J.B. Corbeij, voorzitter, mrs. A.J. Reitsma en L.M. Reijnierse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.S. Stekkel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 maart 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 14 juli 2021, te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer] , meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/tegen/op het
gezicht/hoofd, althans het lichaam, heeft getrapt en/of geschopt (al dan niet terwijl
die [slachtoffer] (weerloos) op de grond lag en/of werd (vast)gehouden) en/of
- heeft geprobeerd te stampen op het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer] ,
(al dan niet terwijl die [slachtoffer] (weerloos) op de grond lag en/of werd
(vast)gehouden) en/of
- die [slachtoffer] , meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/tegen/op het
gezicht/hoofd, althans het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt (al dan niet
terwijl die [slachtoffer] (weerloos) op de grond lag en/of werd (vast)gehouden),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 14 juli 2021, te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- die [slachtoffer] , meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/tegen/op het
gezicht/hoofd, althans het lichaam, heeft getrapt en/of geschopt (al dan niet terwijl
die [slachtoffer] (weerloos) op de grond lag en/of werd (vast)gehouden) en/of
- heeft geprobeerd te stampen op het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer] ,
(al dan niet terwijl die [slachtoffer] (weerloos) op de grond lag en/of werd
(vast)gehouden) en/of
- die [slachtoffer] , meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/tegen op het
gezicht/hoofd, althans het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt (al dan niet
terwijl die [slachtoffer] (weerloos) op de grond lag en/of werd (vast)gehouden),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 14 juli 2021, te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de
Heiligenbergerweg en/of het Park Randenbroek, in elk geval op of aan een
openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ,
welk geweld bestond uit het
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/tegen/op het gezicht/hoofd, althans
het lichaam van die [slachtoffer] , trappen en/of schoppen (al dan niet terwijl die
(weerloos) op de grond lag en/of werd (vast)gehouden) en/of
- proberen te stampen op het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer] (al dan
niet terwijl die [slachtoffer] (weerloos) op de grond lag en/of werd (vast)gehouden)
en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/tegen/op het gezicht/hoofd, althans
het lichaam van die [slachtoffer] , slaan en/of stompen (al dan niet terwijl die [slachtoffer]
(weerloos) op de grond lag en/of werd (vast)gehouden);
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij, op of omstreeks 14 juli 2021, te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, een zaklamp en/of een bril, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om,
bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door
- in de richting van die [slachtoffer] te lopen en/of
- tegen die [slachtoffer] te roepen: "Wat is dat, wie ben jij, wat kom je doen, doe die
zaklantaarn uit", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] , meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/tegen/op
het gezicht/hoofd, althans het lichaam, te trappen en/of te schoppen (al dan niet
terwijl die [slachtoffer] (weerloos) op de grond lag en/of werd (vast)gehouden) en/of
- proberen te stampen op het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer] , (al dan
niet terwijl die [slachtoffer] (weerloos) op de grond lag en/of werd (vast)gehouden)
en/of
- die [slachtoffer] , meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/tegen/op het
gezicht/hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen (al dan niet terwijl die
(weerloos) op de grond lag en/of werd (vast)gehouden) en/of
- (terwijl die [slachtoffer] naar zijn woning werd gesleurd en/of gebracht) tegen die
te roepen: "Dus jij woont hier", althans woorden van gelijke aard en/of
strekking en/of
- (vervolgens) tegen de (glazen) deur van de woning van die [slachtoffer] te trappen
en/of te schoppen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 september 2021, genummerd PL0900-2021226161, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 01 tot en met 330. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 15 juli 2021, pagina 21.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 15 juli 2021, pagina 21.
4.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 15 juli 2021, pagina 22.
5.Een geschrift, te weten de geneeskundige verklaring over [slachtoffer] , van 16 juli 2021, pagina 27.
6.Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] van 23 augustus 2021, pagina 140.
7.Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] van 23 augustus 2021, pagina 141.
8.Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] van 23 augustus 2021, pagina 143.
9.Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] van 23 augustus 2021, pagina 147.
10.Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] van 23 augustus 2021, pagina 148.
11.Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] van 23 augustus 2021, pagina 150.
12.Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] van 23 augustus 2021, pagina 172.
13.Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] van 23 augustus 2021, pagina 173.
14.Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] van 23 augustus 2021, pagina 174.
15.De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 23 februari 2022.