ECLI:NL:RBMNE:2022:1024
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing urgentieverklaring voor woonruimte en voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een verzoek om een urgentieverklaring voor woonruimte. Eiseres, die met haar drie kinderen naar Nederland was gekomen vanwege vrees voor haar ex-partner, had een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum. Dit verzoek werd op 1 december 2021 afgewezen, en het bezwaar daartegen werd op 4 februari 2022 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 16 maart 2022, die via een beeldverbinding werd gehouden, heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld. Eiseres was aanwezig met haar gemachtigde, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen binnen twee weken een nieuw besluit te nemen. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en verweerder werd veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.
De voorzieningenrechter oordeelde dat eiseres niet voldeed aan alle randvoorwaarden voor de urgentieverklaring, met name de maatschappelijke en economische binding aan de regio. Hoewel eiseres een arbeidsovereenkomst had overgelegd, was deze te laat ingediend om in het bestreden besluit te worden meegenomen. Daarnaast werd geoordeeld dat de belangen van de minderjarige kinderen onvoldoende waren meegewogen door verweerder, wat leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig was voorbereid en niet op een deugdelijke motivering berustte. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, omdat verweerder discretionaire bevoegdheid heeft bij de toepassing van de hardheidsclausule.