In deze zaak vordert de bewindvoerder van een onderbewindgestelde, een kwetsbare jongmeerderjarige vrouw, dat de Rabobank verplicht wordt om een beheer- en leefgeldrekening voor haar te openen. De onderbewindgestelde heeft geen bankrekening omdat haar rekening bij SNS is geblokkeerd na betrokkenheid bij een fraudezaak. De bewindvoerder stelt dat zij op grond van de mantelovereenkomst met Rabobank recht heeft op het openen van een rekening, maar Rabobank weigert dit op basis van de melding in hun intern verwijzingsregister. De voorzieningenrechter oordeelt dat de bewindvoerder ontvankelijk is in haar vordering en dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien de onderbewindgestelde dringend een bankrekening nodig heeft voor het aanvragen van uitkeringen en toeslagen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de bewindvoerder echter af, omdat Rabobank het recht heeft om klanten te weigeren die betrokken zijn geweest bij fraude. De voorzieningenrechter benadrukt dat de bescherming van kwetsbare personen en de maatschappij voorop staat, en dat Rabobank onder bepaalde omstandigheden verplicht kan worden om een rekening te openen, maar in dit geval zijn die omstandigheden niet aangetoond. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.