ECLI:NL:RBMNE:2022:1028

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
C/16/534847 / KG ZA 22-65
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot het openen van een beheer- en leefgeldrekening voor onderbewindgestelde

In deze zaak vordert de bewindvoerder van een onderbewindgestelde, een kwetsbare jongmeerderjarige vrouw, dat de Rabobank verplicht wordt om een beheer- en leefgeldrekening voor haar te openen. De onderbewindgestelde heeft geen bankrekening omdat haar rekening bij SNS is geblokkeerd na betrokkenheid bij een fraudezaak. De bewindvoerder stelt dat zij op grond van de mantelovereenkomst met Rabobank recht heeft op het openen van een rekening, maar Rabobank weigert dit op basis van de melding in hun intern verwijzingsregister. De voorzieningenrechter oordeelt dat de bewindvoerder ontvankelijk is in haar vordering en dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien de onderbewindgestelde dringend een bankrekening nodig heeft voor het aanvragen van uitkeringen en toeslagen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de bewindvoerder echter af, omdat Rabobank het recht heeft om klanten te weigeren die betrokken zijn geweest bij fraude. De voorzieningenrechter benadrukt dat de bescherming van kwetsbare personen en de maatschappij voorop staat, en dat Rabobank onder bepaalde omstandigheden verplicht kan worden om een rekening te openen, maar in dit geval zijn die omstandigheden niet aangetoond. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/534847 / KG ZA 22-65
Vonnis in kort geding van 17 maart 2022
in de zaak van
[eiseres], handelend onder de naam
[bewindvoerder],
in haar hoedanigheid van bewindvoerder van alle (toekomstige) goederen die toebehoren en zullen toebehoren aan
[onderbewindgestelde],
gevestigd te [woonplaats] (gemeente Heusden),
eiseres,
advocaat mr. N. Heijkant te Dongen,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
statutair gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Utrecht,
gedaagde,
advocaten mr. L. Hageman en mr. K.M. van Zwieten te Utrecht.
Partijen worden hierna [bewindvoerder] en Rabobank genoemd. De onderbewindgestelde wordt hierna [onderbewindgestelde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 februari 2022 met producties 1 tot en met 9
  • de op 1 maart 2022 van Rabobank ontvangen conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 5
  • de mondelinge behandeling van 3 maart 2022
  • de pleitnota van Rabobank.
1.2.
Daarna is bepaald dat er op 17 maart 2022 vonnis wordt gewezen.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[bewindvoerder] is de bewindvoerder van [onderbewindgestelde] . [onderbewindgestelde] is een kwetsbare jongmeerderjarige vrouw. De goederen van [onderbewindgestelde] zijn met ingang van haar achttiende verjaardag ( [2021] ) onder bewind gesteld. Op datzelfde moment zijn haar ouders tot haar mentor benoemd.
2.2.
[bewindvoerder] heeft als taak om de financiële belangen van [onderbewindgestelde] te behartigen. Dat kan zij niet doen als [onderbewindgestelde] geen bankrekening heeft. Op grond van artikel 1:436 lid 4 BW is [bewindvoerder] verplicht om zo snel mogelijk een bankrekening voor [onderbewindgestelde] te openen. In artikel 1:444 BW staat dat [bewindvoerder] aansprakelijk is als zij haar taak niet goed vervult.
2.3.
[bewindvoerder] heeft een mantelovereenkomst gesloten met Rabobank. Op grond van die overeenkomst kan [bewindvoerder] bij Rabobank beheer- en leefgeldrekeningen openen voor de personen waarvan zij de bewindvoerder is. In een bijlage van de mantelovereenkomst staat dat Rabobank niet verplicht is een rekening te openen en dat het uitgangspunt is dat de cliënt (lees: de onderbewindgestelde) voldoet aan de klantacceptatiecriteria van Rabobank.
2.4.
[onderbewindgestelde] heeft een bankrekening bij SNS. Die bankrekening is geblokkeerd, omdat zij in 2020 (toen zij minderjarig was en nog niet onder bewind stond) als geldezel heeft gefungeerd. Kennissen van [onderbewindgestelde] hebben twee klanten van Rabobank opgelicht via WhatsApp en de bedragen die zo afhandig zijn gemaakt, zijn op de SNS-rekening van [onderbewindgestelde] gestort. [onderbewindgestelde] heeft hier aan meegewerkt, volgens [bewindvoerder] onder druk. De bedragen zijn door de ouders van [onderbewindgestelde] terugbetaald aan de slachtoffers. Naar aanleiding van dit incident heeft Rabobank een melding gemaakt in haar intern verwijzingsregister (IVR) en SNS heeft de rekening geblokkeerd en een melding gemaakt in het extern verwijzingsregister (EVR).
2.5.
[bewindvoerder] heeft aan Rabobank gevraagd om op grond van de mantelovereenkomst ten behoeve van [onderbewindgestelde] een beheer- en leefgeldrekening te openen. Rabobank heeft dit geweigerd. Rabobank accepteert [onderbewindgestelde] niet als klant als gevolg van de melding in het IVR en het EVR.
2.6.
Op grond van Europese regelgeving - die in de Nederlandse Wet op het financieel toezicht (wft) is vastgelegd - moet in beginsel iedereen een basisbetaalrekening kunnen openen. Er zijn wel weigeringsgronden, waaronder het feit dat een bankrekening is gebruikt voor het plegen van een strafbaar feit. In het “Convenant inzake een pakket primaire betaaldiensten (‘convenant basisbankrekening’)” hebben de grootste Nederlandse banken afspraken gemaakt over de basisbetaalrekening. Rabobank is bij het convenant aangesloten.
2.7.
In het convenant staat dat een basisbetaalrekening moet worden aangevraagd bij de bank waar het laatst is gebankierd en dat de aanvraag kan worden geweigerd als de aanvrager van de basisbetaalrekening al een bankrekening heeft, ook als die is geblokkeerd.
2.8.
[bewindvoerder] heeft aan SNS gevraagd om ten behoeve van [onderbewindgestelde] een basisbetaalrekening te openen. SNS heeft hierbij als voorwaarde gesteld dat [bewindvoerder] een zakelijke bankrekening bij haar opent. Dat heeft [bewindvoerder] inmiddels gedaan. [bewindvoerder] heeft ook aan SNS gevraagd om een beheer- en leefgeldrekening voor [onderbewindgestelde] te openen. Dat verzoek is nog bij SNS in behandeling.
2.9.
De kosten voor een zakelijke bankrekening bij SNS zijn € 9,50 per maand. De eenmalige kosten voor het koppelen van een beheer- en leefgeldrekening aan die zakelijke rekening zijn € 25,00 per rekening. Voor het gebruik van de zakelijke rekening moet ook een (klein) bedrag per mutatie worden betaald.
2.10.
[bewindvoerder] vindt het niet acceptabel dat zij alleen voor [onderbewindgestelde] bij SNS moet bankieren (alle andere 115 klanten van [bewindvoerder] bankieren bij Rabobank). Dit brengt extra kosten mee, die relatief hoog zijn ten opzichte van de vergoeding van de bewindvoerder van € 100,00 per maand. Bovendien brengt het extra administratieve handelingen mee, naast de andere werkzaamheden die [bewindvoerder] voor [onderbewindgestelde] moet doen. Daardoor loont het niet, zo zegt [bewindvoerder] .
2.11.
[bewindvoerder] vindt dat Rabobank op grond van de mantelovereenkomst een beheer- en leefgeldrekening voor [onderbewindgestelde] moet openen. In dit kort geding vordert [bewindvoerder] dat Rabobank wordt veroordeeld dat te doen.
2.12.
Rabobank is het hier niet mee eens. Zij vindt dat zij [onderbewindgestelde] terecht als klant heeft geweigerd. [onderbewindgestelde] heeft al een rekening bij SNS en [bewindvoerder] moet met SNS regelen dat de bankrekening van [onderbewindgestelde] wordt gedeblokkeerd of dat een nieuwe rekening wordt geopend. Rabobank opent in dit soort gevallen altijd een beheer- en leefgeldrekening en niet alleen een basisbetaalrekening.

3.Hoe oordeelt de voorzieningenrechter?

3.1.
De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van [bewindvoerder] af. Hieronder staat uitgelegd waarom. Eerst wordt ingegaan op een aantal voorvragen. Daarna volgt de inhoudelijke beoordeling.
Voorvragen
[bewindvoerder] is ontvankelijk
3.2.
[bewindvoerder] heeft in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [onderbewindgestelde] een vordering ingesteld tot het openen van een beheer- en leefgeldrekening op grond van de mantelovereenkomst. Volgens Rabobank heeft [bewindvoerder] die mantelovereenkomst afgesloten in haar hoedanigheid van eenmanszaak en kan zij niet in haar hoedanigheid van bewindvoerder nakoming van die overeenkomst vorderen. Rabobank vindt dat [bewindvoerder] daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen.
3.3.
De voorzieningenrechter ziet dit anders. De mantelovereenkomst is gesloten door [bewindvoerder] ten behoeve van haar werkzaamheden als bewindvoerder, namelijk met het doel om als bewindvoerder bankrekeningen af te sluiten voor de bij haar onder bewind gestelde personen. Dat is precies wat zij in dit kort geding vordert.
Er is spoedeisend belang
3.4.
Om met succes een vordering in kort geding te kunnen instellen, moet [bewindvoerder] daarbij een spoedeisend belang hebben. Dat heeft zij. [onderbewindgestelde] heeft dringend een bankrekening nodig. Zonder een bankrekening kunnen er geen uitkering en toeslagen voor [onderbewindgestelde] worden aangevraagd en heeft zij geen inkomen. [onderbewindgestelde] heeft op dit moment geen bankrekening, waarmee dit kan, want haar bankrekening bij SNS is geblokkeerd. [bewindvoerder] heeft al wel een zakelijke rekening geopend bij SNS, maar daar schiet [onderbewindgestelde] voorlopig niets mee op. Haar rekening is nog steeds geblokkeerd. Dat [bewindvoerder] in dit kort geding vordert dat Rabobank onder de mantelovereenkomst een beheer- en leefgeldrekening op naam van [onderbewindgestelde] opent, dient niet louter een zakelijk belang van [bewindvoerder] - zoals Rabobank beweert - maar ook en vooral het belang van [onderbewindgestelde] . Zeker nu [onderbewindgestelde] onder bewind is gesteld en de constructie van een beheer- en leefgeldrekening haar (en de maatschappij) het best beschermt. Onder deze omstandigheden kan [bewindvoerder] de uitkomst van een bodemprocedure niet afwachten.
Geen sanctie op grond van artikel 21 Rv
3.5.
Rabobank zegt dat [bewindvoerder] artikel 21 Rv heeft geschonden, doordat zij in haar dagvaarding niet alle relevante informatie naar voren heeft gebracht en niet al haar stellingen deugdelijk heeft onderbouwd. [bewindvoerder] verbindt hieraan geen gevolgen. De voorzieningenrechter ziet geen reden om dat wel te doen.
Geschikt voor kort geding
3.6.
Volgens Rabobank is deze zaak niet geschikt om in kort geding te behandelen, omdat een toewijzing volgens haar grote en (bijna) definitieve consequenties heeft. Rabobank verwacht dat toewijzing van de vordering van [bewindvoerder] er toe zal leiden dat zij in de toekomst bankrekeningen zal moeten openen, voor alle klanten die in het IVR en het EVR staan geregistreerd en waarvan Rabobank niet de laatste bank is. Als Rabobank die bankrekeningen moet openen, heeft dat een bijna permanent karakter, omdat - ook als zij in een bodemprocedure gelijk krijgt en de betreffende bankrekening dus onterecht is geopend - zij een bankrekening niet zomaar mag opzeggen. Daarvoor geldt een ander toetsingskader, alles volgens Rabobank.
3.7.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Er is niet snel sprake van een zaak die niet geschikt is om in kort geding te worden behandeld. Ook in dit geval is daar geen sprake van. Dat een uitspraak in kort geding grote gevolgen kan hebben en dat die gevolgen moeilijk omkeerbaar kunnen zijn, is - wat daar ook van zij - geen reden waarom deze zaak niet in kort geding behandeld kan worden. Zo wordt bijvoorbeeld in kort geding ook beslist over de ontruiming van een woning of het afbreken van een muur.
Inhoudelijke beoordeling
3.8.
De voorzieningenrechter stelt het volgende voorop. De bedoeling van de mantelovereenkomst is dat [bewindvoerder] haar klanten bij Rabobank onder kan brengen. Het doel van een onderbewindstelling is bescherming van onderbewindgestelden en de maatschappij. Registratie in het IVR en het EVR heeft tot doel om kwetsbare personen, het bancaire systeem en de maatschappij te beschermen tegen lichtvaardig gedrag en fraude. Het doel van de Europese regels, de bepalingen van de Wft en het convenant over de basisbetaalrekening is dat zoveel mogelijk mensen de beschikking hebben over een (basis)betaalrekening. Deze doelen botsen met elkaar.
3.9.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van de bescherming van kwetsbare personen en de maatschappij (waaronder de financiële sector) onvoldoende wordt beschermd als zou kunnen worden volstaan met het verstrekken van een basisbetaalrekening aan onder bewind gestelde personen. De voorzieningenrechter vindt daarom dat iedere onderbewindgestelde in beginsel (bij aanvang van het bewind) moet kunnen beschikken over een beheer- en leefgeldrekening. Dat betekent dat Rabobank (of een andere bank) onder omstandigheden verplicht kan worden een beheer- en leefgeldrekening te openen.
3.10.
Op grond van de mantelovereenkomst heeft Rabobank echter het recht om klanten te weigeren, met name klanten die hebben gefraudeerd. Er kan onder bepaalde omstandigheden reden zijn om te oordelen dat Rabobank geen beroep kan doen op die weigeringsgrond, maar die omstandigheden doen zich hier (nog) niet voor. De bewindvoerder heeft onvoldoende aangetoond dat het niet mogelijk is om voor [onderbewindgestelde] bij SNS een beheer- en leefgeldrekening te openen. Wat wel of niet mogelijk is bij SNS, is de voorzieningenrechter niet duidelijk. [bewindvoerder] had hierover (meer) duidelijkheid moeten scheppen. SNS is de laatste bank als bedoeld in het convenant en daarom verplicht om in elk geval een basisbetaalrekening voor [onderbewindgestelde] openen. Naar het oordeel van de voorzieningsrechter houdt die verplichting mede in dat voor een onderbewindgestelde een beheer- en leefgeldrekening worden geopend.
3.11.
Daarbij komt dat Rabobank voldoende heeft onderbouwd dat zij groot belang heeft bij het handhaven van het uitgangspunt dat zij klanten mag weigeren, ook als er sprake is van een klant die onder bewind is gesteld en van een mantelovereenkomst met de bewindvoerder. Op dit moment worden door het convenant de basisbetaalrekeningen van ‘risicoklanten’ vrij evenredig over alle banken verspreid, omdat de laatste bank de basisbetaalrekening moet verstrekken. Rabobank heeft op de zitting toegelicht dat zij in vergelijking met andere banken onevenredig veel mantelovereenkomsten met bewindvoerders heeft. Als zij op grond van die mantelovereenkomsten verplicht zou zijn om voor alle onderbewindgestelden (alsnog) een bankrekening te openen, wordt zij voor deze klanten ook de laatste bank in de zin van het convenant. Daardoor zal zij, ook na beëindiging van het bewind en bij (herhaalde) fraude, voor die klanten een basisbetaalrekening moeten handhaven. Dat is voor haar een grote verliespost.
3.12.
Het belang van [bewindvoerder] om toch bij Rabobank een beheer- en leefgeldrekening te kunnen openen, is dat dit haar € 9,50 per maand scheelt aan kosten voor de zakelijke rekening bij SNS, plus eenmalig € 25,- per rekening voor de eventueel aan de zakelijke rekening te koppelen beheer- en/of leefgeldrekening. Dat de variabele kosten voor de mutaties op de zakelijke rekening bij SNS hoger zijn dan bij Rabobank, heeft [bewindvoerder] niet gezegd. Bovendien is het onduidelijk of er die er gaan zijn, omdat [bewindvoerder] zegt dat ze de zakelijke rekening bij SNS niet gaat gebruiken, omdat ze bij Rabobank bankiert.
De kosten voor het bankieren bij SNS zijn weliswaar relatief hoog ten opzichte van de vergoeding van € 100,- die [bewindvoerder] voor haar werkzaamheden als bewindvoerder krijgt, maar uit wat [bewindvoerder] op de zitting vertelde, leidt de voorzieningenrechter af dat zij voor die kosten bijzondere bijstand voor [onderbewindgestelde] aan kan vragen. Daarom weegt dit belang minder zwaar.
3.13.
[bewindvoerder] heeft ook een efficiencybelang bij het onderbrengen van alle personen die bij haar onder bewind zijn gesteld bij de Rabobank. Op de zitting heeft zij uitgelegd dat alle bankrekeningen bij Rabobank van de bij haar onderbewindgestelden en haar eigen bankrekening bij Rabobank met elkaar corresponderen en ze alle administratie in één bestand aan haar accountant stuurt. Als [onderbewindgestelde] bij SNS bankiert, zal [bewindvoerder] daar een aparte werkwijze voor moeten opstellen. Hoe dit zou moeten, overziet [bewindvoerder] op dit moment niet. Dat efficiencybelang weegt hier onvoldoende zwaar. Daarbij is van belang dat [onderbewindgestelde] in een stad woont en het lijkt daarom niet heel bezwarend om over te stappen naar een andere bewindvoerder die wel bij SNS bankiert of die deze efficiencyproblemen beter op kan vangen. Een andere bewindvoerder zal naar verwachting beschikbaar zijn dichtbij waar [onderbewindgestelde] woont.
Proceskosten
3.14.
[bewindvoerder] krijgt ongelijk. Normaal gesproken zou zij daarom de proceskosten van Rabobank moeten betalen. Rabobank heeft echter gevraagd om - in het geval zij in dit kort geding gelijk zou krijgen - [bewindvoerder] niet in de proceskosten te veroordelen omdat dit ten laste van [onderbewindgestelde] zal komen. Daarom compenseert de voorzieningenrechter de proceskosten tussen partijen. Dat betekent dat [bewindvoerder] en Rabobank ieder hun eigen kosten betalen.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door voorzieningenrechter mr. I.L. Rijnbout, bijgestaan door griffier mr. M. Braam, en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2022. [1]

Voetnoten

1.MB (4209)