ECLI:NL:RBMNE:2022:1148

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
16/156391-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeloverval in vereniging met geweld en bedreiging, jeugdstrafrecht

Op 29 maart 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 juni 2021 samen met anderen een winkel in Almere heeft overvallen. De verdachte, een jongere, heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging. Tijdens de overval werden verschillende medewerkers van de winkel bedreigd met een pistool en een bijl, terwijl de overvallers waardevolle goederen, waaronder laptops en telefoons, hebben gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd. De rechtbank heeft een jeugddetentie opgelegd van 180 dagen, waarvan 161 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is er een taakstraf van 80 uren opgelegd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die als verminderd toerekeningsvatbaar werd beschouwd. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de proeftijd, waaronder een verblijf bij een zorginstelling en deelname aan behandelingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16/156391-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [2003] ,
thans verblijvende op het adres: [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schapendonk en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. C. Stroobach, advocaat te Diemen, alsmede de deskundige G. Visser, gezinsmanager werkzaam bij Jeugdbescherming Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
op 14 juni 2021 in Almere samen met anderen I-mac(s), I-Books, I-pad(s) en/of I-phone(s), van de winkel [winkel] heeft gestolen met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor het feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 15 maart 2022;
  • het proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens [winkel] van 15 juni 2021
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 14 juni 2021 [3] , met bijlage;
- het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] van 14 juni 2021 [4] ;
- het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 4] van 14 juni 2021 [5] , met bijlagen;
- het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 5] van 14 juni 2021 [6] , met bijlage.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 14 juni 2021 te Almere, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, MacBooks, I-pads en I-phones, die toebehoorden aan [winkel] , heeft weggenomen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- het [winkel] binnen te gaan en
- te roepen tegen die [slachtoffer 1] : “geld, telefoons” en “hier komen” en
- tegen die [slachtoffer 1] te roepen: “stoppen of ik schiet” en
- een bijl te tonen aan die [slachtoffer 4] en die bijl in de richting van die [slachtoffer 4] te houden en tegen die [slachtoffer 4] te zeggen: “leg je telefoon neer”en
- een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] te richten en
- die [slachtoffer 1] vast te pakken bij de schouder en die [slachtoffer 1] te dwingen mee te lopen in de richting van het magazijn en
- te roepen tegen die [slachtoffer 1] : “waar liggen die Ipads, waar ligt alles” en
- die [slachtoffer 2] vast te pakken bij zijn nek en die [slachtoffer 2] een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 2] te zetten en tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: “waar is het magazijn, waar is het magazijn” en
- die [slachtoffer 2] te dwingen om mee te lopen naar het magazijn en
- die [slachtoffer 5] een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en dat pistool op die [slachtoffer 5] te richten en tegen die [slachtoffer 5] te zeggen: “MacBooks, waar zijn de MacBooks?” en
- tegen die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 2] te zeggen: “Snel, snel, snel” en “opschieten, opschieten, opschieten” en
- die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 5] te laten zitten op hun knieën in het magazijn en
- die [slachtoffer 1] vast te pakken bij de schouder en die [slachtoffer 1] een bijl te tonen en
- uit het magazijn die voornoemde goederen mee te nemen en weg te halen en in een zak te stoppen en
- met medeneming van voornoemde goederen voornoemde winkel te verlaten en
- een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp, naar die [slachtoffer 4] te richten en/of daarbij te zeggen: “ik ga je neerschieten”.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen met aftrek van het voorarrest waarvan 162 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aan de proeftijd verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming in haar rapportage van 11 maart 2022, met uitzondering van de elektronische controle, te weten:
(1) een contactverbod met de medeverdachten;
(2) een verblijf bij Multipluszorg te Amsterdam of een andere instelling voor beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
(3) een behandeling bij Boomerang Zorg dan wel De Waag (Topzorg), of een soortgelijke instelling/behandeling;
(4) een behandeling in het kader van verslavingszorg, en
(5) het vinden en behouden van dagbesteding,
waarbij de officier van justitie heeft gevorderd de Jeugdbescherming Amsterdam de opdracht te geven om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden;
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de voorlopige hechtenis de opheffing van het geschorste bevel bij uitspraak gevorderd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich aangesloten bij de eis van de officier van justitie. Ten aanzien van de elektronische controle heeft de verdediging eveneens verzocht deze voorwaarde niet te stellen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst en aard van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met twee anderen, schuldig gemaakt aan een overval op een kantoorwinkel, te weten [winkel] in Almere. Hij is de winkel ingegaan en heeft één van de medewerkers van de winkel bij haar schouder vastgepakt en gedwongen naar het magazijn te lopen. Zijn mededaders hadden een alarmpistool en een bijl vast. Achterin de winkel hebben de overvallers andere aanwezige medewerkers op hun knieën laten zitten en gedwongen de waarderuimte te openen en waardevolle Apple-goederen aan hen te overhandigen, waarna verdachte een meegenomen hoeslaken hiermee heeft gevuld. Later is gebleken dat het ging om een grote hoeveelheid telefoons, laptops en tablets met een totale waarde van ongeveer € 12.000,-. Verdachte is er vervolgens met zijn mededaders vandoor gegaan.
Door deze handelwijze heeft verdachte laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor andermans goederen en eigendommen en voor de lichamelijke integriteit van anderen. Samen met zijn mededaders heeft hij de slachtoffers veel angst aangejaagd en uit de aangiftes blijkt ook hoe intimiderend deze overval voor hen is geweest. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat gewelddadige overvallen, al helemaal als deze op klaarlichte dag plaatsvinden, de gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergroten. De rechtbank acht dit alles zeer ernstig en vindt het bovendien zorgelijk dat verdachte, die nog jong is, zich aan een dergelijke feit schuldig heeft gemaakt en dat alles kennelijk om er zelf financieel op vooruit te gaan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 3 februari 2022. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens een woninginbraak tot een werkstraf voor de duur van 100 uren waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van de Pro Justitia-rapportage van 26 oktober 2021, opgemaakt door B. Meijer, GZ-psycholoog.
Uit voornoemde psychologische rapportage volgt dat bij verdachte sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, met antisociale en borderline kenmerken, een normoverschrijdende gedragsstoornis, ADHD, lage intellectuele vaardigheden en een stoornis in cannabisgebruik. Tevens zijn relatie/opvoedingsproblemen ouder(s)-kind en hechtings- en traumagerelateerde problemen vastgesteld. Deze stoornissen speelden ook ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde een rol. Indien het ten laste gelegde feit bewezen wordt verklaard, dan is het advies om het ten laste gelegde feit aan verdachte in verminderde mate toe te rekenen, aldus de GZ-psycholoog.
De rechtbank neemt deze conclusie over en volgt dit advies. De rechtbank zal verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen ten aanzien van het bewezen verklaarde feit.
Voor wat betreft de aan verdachte op te leggen straf blijkt uit de psychologische rapportage dat verdachte een stabiele basis van ondersteuning nodig heeft om zich positief te kunnen ontwikkelen, in de vorm van een langdurig hulpverlenings(woon/begeleidings-)traject. Dat traject dient zich te richten op zijn psychopathologie, gedrag, relaties, verslavings-, opleiding/werk- en omgevingsproblemen, waarbij aangesloten wordt bij de gezonde aspecten van zijn persoonlijkheidsontwikkeling. Om tot ontwikkeling te komen, is het nodig om verdachte kaders te bieden, in te zetten op lage verwachtingen, rekening te houden met zijn lage cognitieve vaardigheden en zwakke executieve functies, maar bovenal aan te sluiten bij zijn motivatie om aan zijn toekomst te werken, aldus de GZ-psycholoog. Er wordt geadviseerd een straf op te leggen in combinatie met een voorwaardelijke strafkader met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich laat behandelen en zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, ook indien dit een intensief (ambulant) behandeltraject inhoudt, zoals de Waag Topzorg, verslavingszorg en/of een woonbegeleidingstraject zoals Multipluszorg.
In navolging van de Pro Justitia-rapportage hebben de Jeugdbescherming Amsterdam en de Raad voor de Kinderbescherming eveneens gerapporteerd over hun bevindingen en een strafadvies gegeven, zoals opgenomen in de rapportages van respectievelijk 10 en 11 maart 2022.
De Raad voor de Kinderbescherming kan zich vinden in het advies van de GZ-psycholoog. Indien verdachte schuldig wordt bevonden ten aanzien van het ten laste gelegde feit, acht de Raad voor de Kinderbescherming een geheel voorwaardelijke jeugddetentie de meest passende reactie op het delict gedrag van verdachte. Indien de ernst van het delict een geheel voorwaardelijke straf niet toelaat, kan aanvullend een onvoorwaardelijke werkstraf worden overwogen. Daarnaast adviseert de Raad voor de Kinderbescherming het voortzetten van toezicht en begeleiding. Het continueren van het huidige traject, waaraan verdachte tot op heden goed meewerkt en ook van lijkt te profiteren, is van belang om de positieve ontwikkeling voort te zetten en herhaling te voorkomen. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert de rechtbank verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte (1) zal meewerken aan verblijf bij Multipluszorg, of een soortgelijke instelling, (2) zal meewerken aan de behandeling bij Boomerang Zorg, dan wel De Waag (Topzorg), of een soortgelijke instelling/behandeling, (3) zal meewerken aan alle hulpverlening die de jeugdbescherming noodzakelijk acht, ook als dit inhoudt meewerken aan verslavingszorg, (4) zal meewerken aan het vinden en behouden van dagbesteding, (5) zal meewerken aan Elektronische Controle (in combinatie met een locatieverbod voor Almere), welke wordt voortgezet tot aan het moment dat verdachte weer een volledige dagbesteding heeft en (6) zich zal houden aan het contactverbod met de medeverdachten.
Jeugdbescherming Amsterdam, zo blijkt uit het evaluatieverslag opgemaakt naar aanleiding van het schorsingstoezicht dat op 2 juli 2021 is gestart, adviseert in navolging van de Pro Justitia-rapportage, aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden, waaronder een verblijf bij Multipluszorg en verdere behandeling bij Boomerang Zorg/De Waag. Sinds het begin van het schorsingstoezicht heeft Jeugdbescherming gezien dat verdachte zich heeft ingezet om zich aan zijn voorwaarden te houden en is ook zichtbaar geworden dat er meer dan voorheen sprake is van intrinsieke motivatie bij verdachte om mee te werken aan behandeling. De grootste zorg die Jeugdbescherming op dit moment heeft is het ontbreken van een dagbesteding, nu verdachte per 1 december 2021 zijn baan is kwijt geraakt.
Ter terechtzitting van 15 maart 2022 heeft de deskundige G. Visser in aanvulling op haar rapportage van 10 maart 2022 verklaard dat verdachte meer dan voorheen bereid is om naar zichzelf te kijken en verantwoordelijkheid te nemen. Verdachte heeft kaders en grenzen nodig, die met het huidige traject worden gewaarborgd. Indien verdachte opnieuw gedetineerd raakt, zal dit naar verwachting van Jeugdbescherming een negatieve invloed op de ontwikkeling van verdachte hebben. Bovendien zou hij zijn plek bij Multipluszorg verliezen. Het is positief dat verdachte heden ter terechtzitting heeft verklaard een nieuwe baan te hebben gevonden. Het niet opnemen van de voorwaarde van Elektronische Controle komt daarmee in beeld, maar de nieuwe baan is nog niet gecontroleerd, wat maakt dat een slag om de arm gehouden moet worden, aldus G. Visser.
De op te leggen straf
De oriëntatiepunten die landelijk voor de straftoemeting (LOVS) zijn vastgesteld gaan bij een overval op een winkel uit van een jeugddetentie voor de duur van vier maanden. Strafverzwarende omstandigheden, zoals de aard en ernst van het fysieke letsel, bedreiging met een wapen of het georganiseerde karakter van de groep, zijn hier nog niet in meegenomen. De ernst van het feit vraagt om het opleggen van een forse jeugddetentie.
Verdachte heeft, in tegenstelling tot zijn twee medeverdachten, niet lang in voorarrest verbleven. Het bevel tot voorlopige hechtenis is na 19 dagen voorarrest geschorst onder voorwaarden. Verdachte heeft dit, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, als een kans gezien, die hij, zo is de rechtbank gebleken, ook heeft gegrepen. Het traject waar verdachte nu in zit lijkt hem goed te doen en recidive te voorkomen. Gelet daarop acht de rechtbank het in belang van zowel verdachte als de maatschappij dat dit traject niet wordt doorbroken door aan verdachte een jeugddetentie op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht overschrijdt.
Gelet op de ernst van het feit en de strafverzwarende omstandigheden (verdachte handelde samen met anderen, twee van de drie verdachten waren bewapend, de overval vond plaats op klaarlichte dag waardoor meerdere mensen er getuige van zijn geweest ) enerzijds, en anderzijds de persoon van verdachte zoals hiervoor is omschreven, is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is. Dit betekent dat verdachte niet weer in detentie zal worden geplaatst, maar dat hij wel – naast de voorwaardelijke jeugddetentie – een forse taakstraf zal moeten verrichten. Het is de rechtbank echter gebleken dat de verdachte niet 18 maar 19 dagen in voorarrest heeft verbleven. Het voorwaardelijke deel van de jeugddetentie zal daarom worden vastgesteld op 161 in plaats van 162 dagen.
Voor wat betreft de bijzondere voorwaarden die aan de proeftijd zullen worden verbonden overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank zal aan de proeftijd niet de voorwaarde van Elektronische Controle en het locatieverbod voor Almere verbinden. Uit de toelichting ter zitting door de deskundige is gebleken dat dit locatieverbod voornamelijk wordt gebruikt om de tijden te controleren waarop verdachte bij Multipluszorg aanwezig moet zijn. Dit betreft dus een ander doel dan waarvoor een locatieverbod is bedoeld. Daarnaast is ter terechtzitting naar voren gekomen dat verdachte ook door Multipluszorg zelf wordt gecontroleerd door middel van een digitale sleutel. De rechtbank sluit zich daarom aan bij het standpunt van de officier van justitie dat dit locatieverbod dient te komen vervallen. Teneinde tegemoet te komen aan de slachtoffers zal de rechtbank wel aan verdachte een contactverbod opleggen met de slachtoffers. Ten aanzien van de voorwaarde dat verdachte moet meewerken aan alle hulpverlening die de jeugdbescherming noodzakelijk acht, ook als dit inhoudt meewerken aan verslavingszorg en/of een middelenverbod en het meewerken aan urinecontroles, heeft Jeugdbescherming Amsterdam ter terechtzitting verklaard dat deze voorwaarde ziet op verslavingszorg. De rechtbank zal ook voor wat betreft deze voorwaarde de officier van justitie volgen en de voorwaarde specificeren als hierna te melden.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen met aftrek van het voorarrest waarvan 161 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan dit voorwaardelijk deel zal de rechtbank de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, met uitzondering van de elektronische controle en het locatieverbod voor Almere. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen jeugddetentie opleggen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht en zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat van de jeugddetentie
  • stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
  • als voorwaarden gelden dat verdachte:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
 op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig acht;
 op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , tenzij het herstelbemiddeling betreft, zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig acht;
 zal verblijven bij Multipluszorg te Amsterdam of een andere instelling voor beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen dor de jeugdbescherming, waarbij geldt dat het verblijf zo lang duurt als de jeugdbescherming dit noodzakelijk acht en verdachte zich zal houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de jeugdbescherming voor hem heeft opgesteld;
 zal meewerken aan een behandeling bij Boomerang Zorg dan wel De Waag (Topzorg), of een soortgelijke instelling/behandeling.
 zal meewerken aan hulpverlening die de jeugdbescherming in het kader van verslavingszorg noodzakelijk acht, waaronder een middelenverbod en/of het meewerken aan urinecontroles kan vallen;
 zal meewerken aan het vinden en behouden van dagbesteding;
waarbij de politie wordt opgedragen toezicht te houden op naleving van de contactverboden;
waarbij Jeugdbescherming Amsterdam opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden (met uitzondering van de contactverboden) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen jeugddetentie;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. V.C. Kool en R.A. Hebly, rechters, in tegenwoordigheid van mr. mr. V.A. Batelaan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 maart 2022.
Mr. Den Haan is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 juni 2021 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, één of meerdere I-mac(s) en/of één of meerdere I-Book(s) en/of één of meerdere
I-pad(s) en/of één of meerdere I-phone(s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan de [winkel] , heeft/hebben weggenomen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- het [winkel] binnen te gaan en/of
- te roepen/te zeggen tegen die [slachtoffer 1] : “geld, telefoons” en/of “hier komen”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te roepen/te zeggen: “stoppen of ik schiet”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een bijl te tonen aan die [slachtoffer 4] en/of die bijl in de richting van die [slachtoffer 4] te houden en/of tegen die [slachtoffer 4] te zeggen: “leg je telefoon neer”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] en/of op die [slachtoffer 3] te richten en/of
- die [slachtoffer 1] vast te pakken bij de schouder en/of die [slachtoffer 1] te dwingen mee te lopen in de richting van het magazijn en/of
- te roepen tegen die [slachtoffer 1] : “waar liggen die Ipads, waar ligt alles”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] vast te pakken bij zijn nek en/of schouder en/of die [slachtoffer 2] een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 2] te zetten en/of tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: “waar is het magazijn, waar is het magazijn”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] te dwingen om mee te lopen naar het magazijn en/of
- die [slachtoffer 5] een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en/of dat pistool op die [slachtoffer 5] te richten en/of tegen die [slachtoffer 5] te zeggen: “Mac-books, waar zijn de mac-books?”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 2] te zeggen: “Snel, snel, snel” en/of “opschieten, opschieten, opschieten”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 5] te laten zitten op hun knieën in het magazijn en/of
- die [slachtoffer 1] vast te pakken bij de schouder en/of die [slachtoffer 1] een bijl, althans een op een bijl gelijkend voorwerp, te tonen en/of
- uit het magazijn die voornoemde goederen mee te nemen en/of weg te halen en/of in een zak te stoppen en/of
- met medeneming van de tas/zak met de voornoemde goederen voornoemde winkel te verlaten en/of
- een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp, naar die [slachtoffer 4] te richten en/of daarbij te zeggen: “ik ga je neerschieten”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
(
art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt processen-verbaal. Die processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 augustus 2021, doorgenummerde dossierpagina’s 1-533, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, Districtsrecherche Flevoland, onderzoek Gamelan/MD2R021081. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
2.Pagina’s 166-177.
3.Pagina’s 185-189.
4.Pagina’s 192-195.
5.Pagina’s 198-204.
6.Pagina’s 205-210.