In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 5 januari 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Zeist behandeld. Eiseres had beroep aangetekend tegen een beslissing van 9 september 2021, maar heeft het griffierecht van € 49,- niet op tijd betaald. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat het niet nodig was; de zaak kon niet inhoudelijk worden behandeld door het ontbreken van de betaling van het griffierecht.
De rechtbank wijst erop dat volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het betalen van griffierecht een voorwaarde is voor het in behandeling nemen van een beroep. Eiseres ontving op 28 oktober 2021 een aangetekende brief waarin zij werd geïnformeerd dat het griffierecht binnen vier weken moest worden betaald. Aangezien de rechtbank het bedrag niet tijdig heeft ontvangen en eiseres geen geldige reden heeft opgegeven voor de late betaling, concludeert de rechtbank dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is op basis van artikel 8:54 Awb.
De rechtbank besluit het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en er is geen sprake van een vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.