Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het op 31 januari 2022 ingekomen verzoekschrift van [verzoekster] met producties;
- het op 23 februari 2022 ingekomen verweerschrift van [verweerster] met producties;
2.De feiten
Tot slot heb ik afgelopen vrijdag [C] per mail laten weten dat je nog steeds elders aan het werk bent en dat dit goed gaat qua belasting.’
‘De jurisprudentie waarnaar u in uw brief van 7 december 2021 verwijst geeft mij geen aanleiding om uw stelling te onderschrijven dat cliënte zich louter met het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor de duur van een halfjaar, met proeftijd, zodanig heeft gedragen dat zij daarmee haar arbeidsovereenkomst met uw cliënte de iure heeft beëindigd. Gedurende de maand november was cliënte er ook nog geenszins zeker van dat deze nieuwe arbeidsverhouding zou beklijven.
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
“Als de werknemer bij een derde andere passende werkzaamheden gaat verrichten, blijft de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst op grond van dit wetsvoorstel in stand. De werknemer kan dus in de eerste twee jaar van ziekte altijd terugvallen op de arbeidsovereenkomst bij de eerste werkgever. (…) Aanpassing of heroverweging van de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst als gevolg van het verrichten van andere passende arbeid is in principe pas aan de orde na ommekomst van de periode van twee jaar gedurende welke de werkgever gehouden is 70% van het loon bij ziekte te betalen, (…)”.De interpretatie door [verweerster] van het handelen van [verzoekster] klemt nog eens temeer nu [verzoekster] uitdrukkelijk zich direct op het standpunt heeft gesteld, zoals hierboven overwogen, dat van een opzegging of beëindiging van de arbeidsovereenkomst geen sprake is. Wat betreft de opzegging door de werknemer heeft bovendien te gelden dat vaste jurisprudentie is dat dit niet spoedig dient te worden aangenomen en dat het moet gaan om een duidelijke en ondubbelzinnige op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerichte wilsverklaring. De werkgever moet zich met zorgvuldigheid vergewissen of de werknemer daadwerkelijk de beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft beoogd. Dat heeft [verweerster] nagelaten en haar conclusie bij brief van 7 december 2021 was dan ook voorbarig en onjuist. Die misinterpretatie van de gevolgen van het aanvaarden van een functie elders door [verzoekster] komt voor rekening en risico van [verweerster] .