ECLI:NL:RBMNE:2022:1191

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
30 maart 2022
Zaaknummer
UTR 21/4927
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening uitwonendenbeurs na controle op brp-adres

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een studente, en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister waarin haar recht op studiefinanciering werd herzien. De herziening was gebaseerd op de conclusie dat eiseres als thuiswonende studerende moest worden aangemerkt voor de periode van juni 2019 tot en met december 2021. Dit besluit volgde op een controle van haar woonadres, waaruit bleek dat zij niet op het adres stond ingeschreven.

De rechtbank heeft de zaak behandeld met behulp van een beeldverbinding, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan, waarbij het beroep van eiseres ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast bij de minister lag, maar dat de minister voldoende bewijs had geleverd dat eiseres niet op het adres woonde waar zij stond ingeschreven.

De rechtbank concludeerde dat het onderzoek naar de woonsituatie van eiseres zorgvuldig was uitgevoerd. De bevindingen van de controleurs tijdens het huisbezoek gaven geen aanleiding om aan de juistheid van de rapportage te twijfelen. Eiseres had geen concrete en verifieerbare gegevens overgelegd die haar stelling dat zij op het adres woonde konden onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling en dat partijen op de hoogte waren gesteld van de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4927
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 maart 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. el Ahmadi),
en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: drs. P. Slagter).

Procesverloop

In twee besluiten van 3 december 2020 (de primaire besluiten) heeft verweerder het recht van eiseres op studiefinanciering herzien, in die zin dat zij als thuiswonende studerende is aangemerkt voor de periode juni 2019 tot en met december 2021.
In het besluit van 5 november 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 16 maart 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiseres stond vanaf 28 mei 2019 ingeschreven in de basisregistratiepersonen (brp) op het adres [adres] te Almere, het woonadres van haar oom en tante. Verweerder heeft aan eiseres studiefinanciering toegekend in de vorm van een uitwonendenbeurs.
3. Op 23 oktober 2020 is in opdracht van verweerder onderzoek gedaan naar de woonsituatie van eiseres. Er is een huisbezoek afgelegd op het brp-adres om te controleren of eiseres op dat adres woonde. Eiseres was niet aanwezig. De hoofdbewoner van de woning op het brp-adres, de tante van eiseres, heeft de controleurs vrijwillig toestemming verleend om de woning te betreden. Eén van de controleurs heeft vervolgens de woning betreden, de andere controleur is buiten gebleven. Van het huisbezoek is een rapportage opgemaakt. Bij de rapportage zijn foto’s gevoegd.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit de onderzoeksbevindingen niet blijkt dat eiseres op het brp-adres woont.
5. De rechtbank overweegt dat herziening van de toegekende studiefinanciering naar de norm voor een thuiswonende student een voor eiseres belastend besluit betreft. Daarom rust de bewijslast met betrekking tot de stelling dat eiseres niet woonachtig is op het adres waar zij staat ingeschreven in eerste instantie op verweerder en niet op eiseres. Indien op grond van de door verweerder gepresenteerde feiten aannemelijk is dat eiseres niet woont op het brp-adres, dan ligt het op de weg van eiseres om de juistheid daarvan gemotiveerd te betwisten aan de hand van concrete en verifieerbare gegevens.
6. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek dat namens verweerder is verricht naar de feitelijk woon- en leefsituatie van eiseres zorgvuldig is geweest. Uit de schriftelijke weergave van de verklaring is af te leiden welke vragen aan de hoofdbewoner zijn gesteld en blijkt wat zij daarop heeft geantwoord. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van deze weergave van de verklaring te twijfelen. De rechtbank ziet verder geen reden om aan de juistheid van de bevindingen van de controleurs te twijfelen. Als eiseres daadwerkelijk 1,5 jaar op het brp-adres zou wonen, zoals zij stelt, valt redelijkerwijs te verwachten dat zich daar specifiek tot eiseres herleidbare zaken zouden bevinden, waaruit kan worden afgeleid dat zij daar daadwerkelijk woont. Van de hoofdbewoner mocht bovendien worden verwacht dat zij het onderscheid tussen de spullen van haarzelf, van haar dochters en van eiseres kon herkennen. Eiseres hoefde dan ook niet bij dat huisbezoek aanwezig te zijn.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, gelet op de bevindingen van de controleurs tijdens het huisbezoek zoals die zijn vermeld in het rapport van 23 oktober 2020 en de verklaring van de hoofdbewoner terecht geconcludeerd dat eiseres ten tijde van de controle niet woonde op het brp-adres. De controleurs hebben tijdens het onderzoek geen spullen van eiseres aangetroffen die duiden op een structureel verblijf. Er lag weliswaar wel wat kleding in een kast, maar er lag geen post, administratie of studieboeken of andere spullen die aantoonbaar van eiseres waren. Er was daarom geen aanleiding om een buurtonderzoek te verrichten of het ouderlijk huis van eiseres te bezoeken.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
10. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2022 door mr. M.P. Glerum, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier.
De griffier is verhinderd om De rechter is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen. de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.