ECLI:NL:RBMNE:2022:1192
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurgeschil over geliberaliseerde huur en huurprijsvermindering wegens gebreken
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 maart 2022 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen een verhuurder, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, en een huurder. De huurder heeft van 23 december 2019 tot 1 maart 2021 een woning gehuurd met een aanvangshuurprijs van € 1.849,00 per maand. Gedurende de huurperiode heeft de huurder herhaaldelijk geklaagd over gebreken aan de woning, waaronder onvoldoende ventilatie en vochtoverlast. De huurder heeft de huur opgezegd en verzocht om de waarborgsom van € 1.849,00 terug te ontvangen. De verhuurder heeft echter de waarborgsom verrekend met herstel- en schoonmaakkosten, die de huurder volgens de verhuurder verschuldigd was vanwege gebreken bij de oplevering.
De huurder heeft een tegenvordering ingesteld, onder andere voor huurprijsvermindering wegens de gebreken en de terugbetaling van de waarborgsom. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verhuurder niet voldoende heeft gereageerd op de klachten van de huurder en dat de gebreken een substantiële vermindering van het huurgenot hebben veroorzaakt. De rechter heeft geoordeeld dat de huurprijs met 40% moet worden verminderd over de periode van 1 juni tot 4 december 2020. De kantonrechter heeft de vordering van de verhuurder afgewezen en de tegenvordering van de huurder deels toegewezen, waarbij de verhuurder in totaal € 1.726,45 aan de huurder moet betalen, inclusief een bedrag wegens teveel betaalde huur.
De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verhuurders bij het onderhouden van huurwoningen en het adequaat reageren op klachten van huurders.