ECLI:NL:RBMNE:2022:1198

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
30 maart 2022
Zaaknummer
21/1367
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid en de WGA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.J.M. Knoef, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. E.F. de Roy van Zuydewijn. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv waarin de mate van haar arbeidsongeschiktheid per 28 oktober 2020 was vastgesteld op 38,32%. Dit besluit volgde op een eerdere beslissing van 22 juli 2020, waarin eiseres werd geïnformeerd over de hoogte van haar arbeidsongeschiktheidsuitkering na het bereiken van de maximumtermijn van de loongerelateerde uitkering. Eiseres was het niet eens met de vaststelling van haar arbeidsongeschiktheid en voerde aan dat het onderzoek onzorgvuldig was en dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv zijn besluiten mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, mits deze rapporten zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres heeft niet voldoende medische onderbouwing gepresenteerd om aan te tonen dat de rapporten onjuist waren. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de claim dat de richtlijn voor het chronisch vermoeidheidssyndroom niet was gevolgd, verworpen omdat er geen medische stukken waren die deze diagnose bevestigden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv op goede gronden de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres heeft vastgesteld op 38,32%. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1367

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. A.J.M. Knoef),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder,
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Procesverloop

Met het besluit van 22 juli 2020 (primair besluit) heeft het Uwv meegedeeld dat de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van eiseres na het bereiken van de maximumtermijn van de loongerelateerde uitkering (LGU) vanaf 28 oktober 2020 in verband met volledige arbeidsongeschiktheid gelijk blijft. Eiseres komt vanaf deze datum in aanmerking voor een loonaanvullingsuitkering (LAU) op grond van de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.
Met het besluit van 8 maart 2021 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van [bedrijf] , (ex-)werkgever van eiseres, gegrond verklaard. Het Uwv heeft het primaire besluit van 22 juli 2020 herroepen en de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 28 oktober 2020 vastgesteld op 38,32%.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden via Skype op 18 oktober 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres werkte als wijkverzorgende voor gemiddeld 24,04 uur per week. Op 15 augustus 2017 meldde eiseres zich arbeidsongeschikt voor dit werk wegens belemmerende gezondheidsklachten. Na een wachttijd van 104 weken is per 13 augustus 2019 een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Vervolgens is de LGU-uitkering door het Uwv zonder nader medisch en/of arbeidskundig onderzoek omgezet in een LAU-uitkering. De werkgever maakte daarom bezwaar tegen dit besluit. De onderzoeken hebben alsnog plaatsgevonden. De verzekeringsarts concludeerde dat er niet langer reden is om een medische urenbeperking aan te nemen en het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres is verlaagd.
Het geschil
2. Eiseres is het niet eens met de vaststelling van haar mate van arbeidsongeschiktheid door het Uwv. De rechtbank moet beoordelen of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres correct heeft vastgesteld op 38,32%. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiseres op 28 oktober 2020.
Beoordeling door de rechtbank
3. Het beroep is ongegrond: eiseres krijgt geen gelijk. De rechtbank geeft eerst het algemeen beoordelingskader aan en bespreekt daarna de afzonderlijke beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. Daarbij is voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, in principe een rapport of informatie van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart hiervoor onvoldoende is.
Bezwaargronden
5. Eiseres verklaart in haar beroepschrift de inhoud van het bezwaarschrift als herhaald en ingelast. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres dit ingetrokken waardoor de beroepsgronden zich beperken tot de in het beroepschrift vermelde beroepsgronden.
Zorgvuldigheid van het onderzoek
6. Eiseres voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is, omdat de richtlijn Diagnose, behandeling, begeleiding en beoordeling van patiënten met het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS) (februari 2013) niet is gevolgd door de verzekeringsartsen van het Uwv. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet met medische stukken heeft onderbouwd dat deze diagnose gesteld is. Een beroep op de richtlijn kan dan niet slagen.
7. De rechtbank is verder van oordeel dat het medisch onderzoek, dat vooraf ging aan het bestreden besluit, voldoende zorgvuldig is geweest. Ter toelichting merkt de rechtbank op dat de primaire arts het dossier heeft bestudeerd en eiseres heeft gesproken op het spreekuur van 22 oktober 2020. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier ook bestudeerd en de medische informatie van de behandelaars van eisers (de reumatoloog (ongedateerd), de oogarts (ongedateerd), de orthopeed van 18 februari 2020 en de huisarts van 12 februari 2020 betrokken bij de beoordeling.
De medische beoordeling
8. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat zij meer beperkingen heeft dan door het Uwv zijn aangenomen waardoor de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 4 januari 2021 onjuist is vastgesteld. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Dit wordt hierna toegelicht.
9. Eiseres acht zich meer beperkt in de rubrieken 1 (persoonlijk functioneren) en 2 (sociaal functioneren) van de FML, omdat zij psychische problemen heeft. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 4 januari 2021 volgt dat er geen medische redenen zijn om de in deze rubrieken al geduide beperkingen te verzwaren en/of aan te vullen met meer beperkingen. Dit komt omdat er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen sprake is van disfunctioneren op basis van ziekte. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kan uit het dossier niet worden opgemaakt dat er sprake is van een ziekte van de geest. Door eiseres is in beroep ook geen medische informatie naar voren gebracht waaruit blijkt dat de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is. De rechtbank heeft daardoor geen reden om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
10. Eiseres voert ook aan dat zij ten onrechte niet beperkt is geacht in rubriek 3 (fysieke omgevingseisen) van de FML waar het gaat om temperatuur, tocht, rook en geluidsbelasting. Eiseres heeft fibromyalgie en reageert hierdoor heftig op kou en tocht. Doordat eiseres de ziekte van Graves heeft, is haar oog gevoelig voor rook. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 4 januari 2021 volgt dat er geen medische redenen zijn om binnen deze rubriek beperkingen aan te nemen. De beperking voor koude en tocht wegens de spierklachten kan worden ondervangen met de juiste kleding en de overgevoeligheid voor geluid is niet aannemelijk gebaseerd op ziekte. Bij fibromyalgie is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen sprake van een te objectiveren onderliggende medische aandoening waardoor er geen reden is om verdergaande lichamelijke beperkingen aan te nemen. Ten aanzien van rook overweegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 5 juli 2021 dat wanneer een arbeidsomgeving voldoet aan de Arbeidsomstandighedenwet, een rokerige ruimte niet zal voorkomen. Door eiseres is bovendien in beroep geen medische informatie naar voren gebracht waaruit blijkt dat de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is. De rechtbank heeft daardoor geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
11. Eiseres meent dat zij meer beperkt is in rubriek 4 (dynamische handelingen) van de FML, omdat zij last heeft van de gewrichten in de handen en vingers. Volgens eiseres komt uit de door haar overgelegde informatie naar voren dat haar pijnklachten van het bewegingsapparaat en de vermoeidheid passen bij een chronisch pijnsyndroom of fibromyalgie. Volgens eiseres hebben haar huisarts en internist aangegeven dat er al jaren sprake is van vermoeidheidsklachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 4 januari 2021 geconcludeerd dat bij fibromyalgie geen sprake is van een te objectiveren onderliggende medische aandoening. In dat kader is er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen reden om verdergaande lichamelijke beperkingen aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt in zijn rapport van 5 juli 2021 bovendien dat hij niet kan volgen waarom vermoeidheidsklachten onder rubriek 4 van de FML vallen en ook niet waarom de vermoeidheidsklachten worden veroorzaakt door fibromyalgie. Door eiseres is in beroep geen medische informatie naar voren gebracht waaruit blijkt dat de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is. De rechtbank heeft daardoor geen reden om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
12. Eiseres stelt ook dat zij ten onrechte niet beperkt is geacht in rubriek 5 (statische houdingen) waar het betreft zitten vanwege haar rugklachten. Volgens eiseres kan zij bovendien niet een uur lang staan. In het rapport van 5 juli 2021 geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat sprake moet zijn van een duidelijk afwisseling in het lopen, staan en zitten. Hierdoor wordt voorkomen dat eiseres langdurig dezelfde houding moet aannemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dit eerder toegelicht in zijn rapport van 4 januari 2021 en voor de statische houdingen diverse beperkingen aangenomen. Door eiseres is in beroep geen medische informatie naar voren gebracht waaruit blijkt dat de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is. De rechtbank heeft daardoor geen reden om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
13. Eiseres voert ten slotte aan dat zij ten onrechte niet beperkt is geacht in rubriek 6 (urenbeperking) van de FML. Eiseres meent dat zij geen 40 uur per week kan werken. Eiseres wijst daarbij op de brief van de huisarts van 10 februari 2021 waaruit volgt dat zij niet in staat is een hele dag te werken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt in zijn rapport van 4 januari 2021 dat geen sprake is van stoornissen die op zich gepaard gaan met een substantieel verlies aan basale energie, waardoor er dus ook geen medische reden is om een urenbeperking aan te nemen. Volgens het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 26 februari 2021 biedt de genoemde brief van de huisarts geen nieuwe medische informatie en omstandigheden.
Afwijzing verzoek benoeming onafhankelijk deskundige
14. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres om een onafhankelijke deskundige in te schakelen af. Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen ziet zij geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Ook ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat eiseres belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt dat het Uwv haar beperkingen heeft onderschat, zodat sprake zou zijn van een oneerlijk proces. Eiseres heeft zich in beroep laten bijstaan door haar gemachtigde en heeft haar beroep gestaafd met argumenten. Tot slot twijfelt de rechtbank ook niet aan de juistheid van de medische beoordeling, zodat ook daarin geen reden bestaat voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige.
Arbeidsdeskundige beoordeling
15. Tegen de arbeidskundige beoordeling van het bestreden besluit heeft eiseres geen beroepsgronden naar voren gebracht, anders dan dat de functies om medische redenen niet passend zijn.
16. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat de medische beoordeling juist is en dat ervan uit moet worden gegaan dat de beperkingen in de FML juist zijn. Er bestaat daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 26 januari 2021 per functie heeft gemotiveerd waarom de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

17. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv op goede gronden de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres heeft vastgesteld op 38,32%.
18. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 7 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.