Beoordeling van het geschil
10. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en de daarop gebaseerde besluitvorming in beroep onaantastbaar zijn. Het is aan eiseres om aan te voeren en, zo nodig, aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, onvoldoende begrijpelijk zijn, of dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts nodig. Dit betekent dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
11. Eiseres voert aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is geweest, omdat zij door de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet lichamelijk is onderzocht. Ook is de mobiliteit van de schouder volgens eiseres niet onderzocht.
12. De rechtbank stelt vast dat de medische beperkingen van eiseres zijn beoordeeld door een primaire verzekeringsarts en dat deze zijn heroverwogen door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. De primaire verzekeringsarts heeft blijkens haar rapport van
10 januari 2020 dossierstudie verricht en eiseres psychisch en lichamelijk onderzocht tijdens het medisch spreekuur op 16 december 2019. De primaire verzekeringsarts heeft de medische informatie van de bedrijfsarts van 6 november 2019 bij haar medische beoordeling betrokken en in overleg met eiseres besloten geen medische informatie bij de behandelend sector op te vragen, omdat eiseres haar klachten adequaat kon verwoorden en er voldoende informatie in het dossier aanwezig was om tot een zorgvuldig oordeel te komen.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd, eiseres gezien, gesproken en psychisch onderzocht tijdens de hoorzitting op 11 november 2020 en informatie van de reumatoloog van 28 januari 2020, de orthopedisch chirurg van 7 mei 2020 (met als bijlage informatie van de orthopedisch chirurg van 6 maart 2020) en het medisch advies van drs. S. Lok , als verzekeringsarts verbonden aan Achmea , betrokken in zijn beoordeling.
13. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. De rechtbank overweegt dat het medisch oordeel op meer dan alleen lichamelijk medisch onderzoek berust. De verzekeringsartsen hebben kennis genomen van alle door eiseres geuite klachten. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle beschikbare informatie van de medische specialisten kenbaar in zijn beoordeling betrokken. Het achterwege laten van een lichamelijk onderzoek in bezwaar leidt niet tot de conclusie dat sprake is van onzorgvuldigheid. De beroepsgrond slaagt niet.
14. Eiseres heeft op de zitting toegelicht dat zij linkshandig en linksschouderig is en niet rechtshandig en rechtsschouderig, zoals ten onrechte in de FML is opgenomen. Dit heeft eiseres ook in bezwaar naar voren gebracht.
15. Naar het oordeel van de rechtbank zijn zowel de primaire verzekeringsarts, als de verzekeringsarts bezwaar en beroep er ten onrechte vanuit gegaan dat eiseres rechts dominant is. Dit is een motiveringsgebrek in het bestreden besluit. Het Uwv heeft naar aanleiding van het verkort proces-verbaal een aanvullende motivering overgelegd, in de vorm van een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 juli 2021 en een gewijzigde FML van 13 juli 2021, waarin alsnog rekening is gehouden met de dominantie links van eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank is dit gebrek daarmee voldoende hersteld.
Aanvullende motivering rechts reiken en rechts boven schouderhoogte actief zijn
16. Eiseres heeft op de zitting ook naar voren gebracht dat onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten aan haar rechterschouder. Eiseres heeft in de bezwaarprocedure een rapport van de door haar ingeschakelde verzekeringsarts drs. Lok , verbonden aan Achmea , gedateerd 8 april 2020, overgelegd. Hierin concludeert verzekeringsarts drs Lok onder meer:
- ten aanzien van item 4.9 (frequent reiken) dat bewegingen vanuit de schouder echter wel pijnlijk zijn en dat bij de aangetoonde peesproblematiek ook voor de rechterschouder een sterke beperking aan de orde lijkt voor frequent reiken;
- ten aanzien van item 5.7 (boven schouderhoogte actief zijn) dat rechts de arm vanuit de schouder niet hoger dan het horizontale vlak kan worden geheven en dat de reikhoogte daarmee is beperkt.
17. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft die beperkingen ten aanzien van de rechterschouder niet overgenomen in de FML van 10 november 2020 en heeft dat ook niet gemotiveerd in het rapport van 11 november 2020. Die motivering is ook niet gegeven in het aanvullend rapport van 13 juli 2021 en de beperkingen zijn ook niet overgenomen in de FML van 13 juli 2021.
18. In haar rapport van 13 juli 2021 geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat zij de beperking van eiseres voor frequent reiken volgens het advies van verzekeringsarts drs. Lok van Achmea heeft verzwaard. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gesteld dat links sterk beperkt is en rechts beperkt is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat zij ook ten aanzien van het onderdeel boven schouderhoogte reiken het advies van de verzekeringsarts van Achmea heeft gevolgd. Anders dan de rechtbank heeft afgesproken op de zitting van 9 juli 2021, is de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van
13 juli 2021 alleen ingegaan op de beperkingen die eiseres heeft met links voor frequent reiken en boven schouderhoogte actief zijn. Dit terwijl verzekeringsarts drs. Lok van Achmea eiseres nu juist met rechts verdergaand beperkt heeft geacht voor frequent reiken en boven schouderhoogte actief zijn. Anders dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is gesteld, zijn die beperkingen niet gevolgd en ontbreekt nog steeds een motivering.
19. De rechtbank zal onder overweging 26 en verder uitleggen hoe de procedure verder gaat. In het kader van een efficiënte geschilbeslechting zal de rechtbank eerst de andere beroepsgronden van eiseres beoordelen.
20. Eiseres voert aan dat ook overigens onvoldoende rekening is gehouden met haar nek- en schouderklachten. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres in beroep een expert medical opinion rapport afkomstig van [organisatie] ongedateerd (hierna: het expertise rapport) overgelegd.
21. De rechtbank geeft eiseres op dit punt ongelijk. De primaire verzekeringsarts heeft blijkens haar rapport van 10 januari 2021 tijdens het lichamelijk onderzoek geconstateerd dat eiseres haar nek en rug soepel beweegt zonder bewegingsbeperking. De primaire verzekeringsarts geeft aan dat eiseres conform de FML is aangewezen op fysiek niet al te zwaar werk en zonder nadruk op de schouderbelasting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML in bezwaar aangepast en eiseres meer beperkt geacht ten aanzien van reiken en daarbij de toelichting opgenomen dat eiseres links zeer beperkt is. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geldt hetzelfde voor frequent reiken tijdens het werk, waarvoor eiseres met links zeer beperkt is. Voor het boven schouderhoogte werken heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres meer beperkt geacht en aangegeven dat met links niet mogelijk is. In haar rapport van 1 juli 2021 vermeldt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat het expertise rapport niet leidt tot aanvullende beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep meent dat ruimschoots rekening is gehouden met de schouderklachten van eiseres. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt uit het expertise rapport niet dat sprake is van ernstige pathologie en is geadviseerd de schouders te trainen. De rechtbank kan deze toelichting volgen. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de juistheid van de medische beoordeling door de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen voor zover deze niet ziet op de items 4.9 en 5.7 van de FML.
Medicatiegebruik oxycodon
22. Eiseres voert aan dat onvoldoende rekening is gehouden met haar medicatie met een gele sticker. Dit is een zware pijnstiller die eiseres vijf maal per dag inneemt. Het medicijn beïnvloedt haar reactievermogen en zij kan niet deelnemen aan het verkeer.
23. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt deze beroepsgrond niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar aanvullende rapport van 1 juli 2021 aangegeven dat met het medicijngebruik van eiseres rekening is gehouden in de FML door een beperking aan te nemen in onderdeel 9 van de rubriek persoonlijk functioneren. Deze beperking houdt in dat eiseres is aangewezen op werk zonder verhoogd persoonlijk risico waarbij zij geen werkzaamheden mag verrichten op grote hoogte of met gevaarlijke machines. Eiseres is ook beperkt geacht ten aanzien van beroepsmatig verkeer. Deze beperking voorkomt dat er functies worden geduid waarbij eiseres significante schade aan zichzelf of anderen kan toebrengen door een eventueel verminderd reactievermogen als gevolg van het medicatiegebruik. Naar het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er geen reden om aanvullende beperkingen aan te nemen op dit punt. De rechtbank kan deze toelichting volgen. In wat in beroep is aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen. De beroepsgrond slaagt niet.
24. Eiseres voert aan dat een urenbeperking voor overdag aangenomen moet worden, omdat zij ’s nachts slecht slaapt.
25. De rechtbank geeft eiseres op dit punt ongelijk. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt in haar aanvullende rapport van 13 juli 2021 dat uit het rapport van de primaire verzekeringsarts van 10 januari 2020 volgt dat eiseres vier uur per nacht slaapt. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is sprake van een goed dag-nachtritme. Uit het dagverhaal van eiseres blijkt niet dat zij structureel overdag slaapt. Ook is door de primaire verzekeringsarts tijdens het onderzoek geconstateerd dat eiseres er niet vermoeid uitziet. Eiseres maakt tijdens het onderzoek een adequate indruk waarbij de concentratie ongestoord imponeert en dit past volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet bij structurele forse oververmoeidheid. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is een anamnestisch slechte nachtrust zonder enige objectieve onderbouwing onvoldoende voor het stellen van een urenbeperking. Daarnaast is er geen sprake van een medisch beeld dat gepaard gaat met ernstige energetische beperkingen of een structurele behandeling voor de slaapproblematiek in de vorm van bijvoorbeeld medicatie of therapie. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er daarom geen reden om een urenbeperking aan te nemen. De rechtbank kan deze toelichting volgen. In wat in beroep is aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid van de medische beoordeling door de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen. De beroepsgrond slaagt niet.
Hoe gaat de procedure verder?
26. Het bestreden besluit is gebrekkig gemotiveerd, omdat het Uwv er ten onrechte vanuit is gegaan dat eiseres én rechts dominant is én omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet heeft gemotiveerd waarom zij de beperkingen voor de rechterschouder die verzekeringsarts drs. Lok vaststelt op de items 4.9 en 5.7 van de FML niet overneemt. Het gebrek ten aanzien van de dominantie heeft het Uwv met de aanvullende motivering van
13 juli 2021 hersteld, maar dat geldt niet voor de gebrekkige motivering van de beperkingen op de items 4.9 en 5.7 van de FML.
27. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om het Uwv in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Het Uwv kan het gebrek herstellen met een aanvullende motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en zo nodig met een aangepaste FML en zo nodig met een aanvullend rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt verzocht nader te onderbouwen waarom hij eiseres in de FML van 11 november 2020 en ook in de FML van 13 juli 2021 met rechts minder vergaand beperkt heeft geacht in frequent reiken (item 4.9) en boven schouderhoogte actief zijn (item 5.7) dan verzekeringsarts drs. Lok van Achmea voorstaat. Herstel is mogelijk door middel van een aanvullende motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, of zo nodig met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Hierbij is de keuze aan het Uwv om te bepalen op welke wijze herstel plaatsvindt. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het Uwv het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
28. Het Uwv moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het Uwv gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het Uwv. In beginsel, ook in de situatie dat het Uwv de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
29. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 12 juni 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA2877). 30. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.