Op 5 januari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft een beroep dat de eiser heeft ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van verweerder van 8 februari 2021. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat de eiser het griffierecht niet op tijd heeft betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een beroep. In dit geval bedroeg het griffierecht € 49,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 13 oktober 2021 een aangetekende brief heeft ontvangen waarin werd verzocht het griffierecht binnen vier weken te betalen. Deze brief is echter niet door de eiser afgehaald en is geretourneerd aan de rechtbank. De rechtbank heeft de eiser vervolgens per gewone post geïnformeerd dat de termijn niet opnieuw aanvangt. Aangezien het griffierecht niet op tijd is ontvangen en de eiser geen geldige reden heeft gegeven voor de late betaling, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is op basis van artikel 8:54 Awb. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen. De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.