In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 4 januari 2022 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 19 november 2021. De opposant had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, dat op 16 oktober 2021 was ingediend. De rechtbank had in de eerdere uitspraak het beroep gegrond verklaard, omdat de gemeente niet binnen de opgelegde termijn een besluit had genomen. De rechtbank had een dwangsom van € 300,- per dag opgelegd, met een maximum van € 15.000,-, voor het geval de termijn zou worden overschreden.
De opposant ging in verzet tegen deze uitspraak, omdat hij het niet eens was met de hoogte van de dwangsom en stelde dat er een andere beleidslijn van toepassing was, die een hogere dwangsom zou rechtvaardigen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de opposant niet heeft aangetoond dat de eerdere uitspraak onjuist was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant zelf ook uitgaat van de gegrondheid van zijn beroep, wat betekent dat de rechtbank het verzet ongegrond verklaarde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door rechter mr. R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.