ECLI:NL:RBMNE:2022:1239

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
UTR 21/4598
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 2 februari 2022, wordt het beroep van eisers tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad behandeld. Eisers hebben beroep aangetekend omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun verzoek om handhaving. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eisers hun ingebrekestelling te vroeg hebben ingediend. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een betrokkene eerst een ingebrekestelling te sturen voordat beroep kan worden ingesteld. Eisers hebben hun verzoek om handhaving op 3 september 2021 ingediend, en verweerder heeft dit verzoek op 7 september 2021 ontvangen. De wettelijke beslistermijn van acht weken was op dat moment nog niet overschreden, waardoor de ingebrekestelling van eisers op 29 oktober 2021 prematuur was. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eisers niet voldaan hebben aan de voorwaarden voor het instellen van beroep, en heeft daarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen proceskostenvergoeding toegekend aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21 / 4598

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , te [plaats] , eisers

(gemachtigde: R.V. Lie-A-Lien)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eisers omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op hun verzoek om handhaving.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eisers hebben hun verzoek om handhaving verzonden op 3 september 2021. Uit de ontvangstbevestiging van verweerder van 17 september 2021 blijkt dat het verzoek op
7 september 2021 is ontvangen. In de wet is geen termijn opgenomen waarbinnen verweerder op dit verzoek moet beslissen. In zo’n geval geldt een beslistermijn van acht weken na ontvangst van het verzoek. Dit staat in de artikelen 4:13 en 4:14 van de Awb. Verweerder had dus uiterlijk op 2 november 2021 moeten beslissen.
4. Uit de stukken blijkt dat eisers verweerder op 29 oktober 2021 in gebreke hebben gesteld. De beslistermijn was op dat moment nog niet overschreden. Dat betekent dat eisers hun beroepschrift te vroeg hebben ingediend en dat daarmee dus niet is voldaan aan de in rechtsoverweging 2 genoemde voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Eisers krijgen daarom ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
M. Bos, griffier. De beslissing is uitgesproken op 2 februari 2022 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.