ECLI:NL:RBMNE:2022:1246

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
536421 / HA RK 22-68
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verschoningsverzoek wegens objectief gerechtvaardigde vrees voor gebrek aan onpartijdigheid

Op 1 april 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, in de persoon van de verschoningskamer, een verzoek tot verschoning van rechter C.P. Lunter toegewezen. Dit verzoek was ingediend in het kader van een hoofdzaak met het zaaknummer 530571 HL ZA 21-304, waarin [A] als eisende partij optreedt tegen [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V. en mr. M.P.O. Gerings als gedaagden. De verschoningskamer ontving het verzoek op 17 maart 2022, waarbij verzoekster aanvoerde dat er een objectief gerechtvaardigde vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid bestond. Dit was het gevolg van de persoonlijke en professionele banden tussen verzoekster en een van de advocaten in de hoofdzaak, die tevens partner is bij het advocatenkantoor waar de echtgenoot van verzoekster ook partner is.

De verschoningskamer heeft vastgesteld dat de omstandigheden zodanig zijn dat de vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) biedt de mogelijkheid voor rechters om zich te verschonen op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De rechtbank benadrukt dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, maar dat uitzonderlijke omstandigheden kunnen leiden tot een andere conclusie.

De beslissing om het verzoek tot verschoning gegrond te verklaren, is genomen met het oog op het vertrouwen dat rechtzoekenden moeten kunnen stellen in de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. De verschoningskamer heeft de griffier opgedragen om deze beslissing toe te sturen aan de betrokken partijen en de president van de rechtbank. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
VERSCHONINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 536421 / HA RK 22-68
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken van 1 april 2022
op het verzoek in de zin van artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
Mr. C.P. Lunter,
rechter,
(verder te noemen: verzoekster).

1.De procedure

1.1.
De verschoningskamer heeft op 17 maart 2022 het verzoek tot verschoning van verzoekster ontvangen in de zaak met het zaaknummer 530571 HL ZA 21-304 (hierna: de hoofdzaak). Deze zaak betreft een handelszaak met [A] als eisende partij en [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V. en mr. M.P.O. Gerings als gedaagde partijen.
1.2.
Er heeft geen mondelinge behandeling van het verzoek tot verschoning plaatsgevonden.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het verschoningsverzoek

2.1.
Verzoekster heeft het volgende ten grondslag gelegd aan haar verschoningsverzoek. Een van de advocaten in de hoofdzaak is partner bij het advocatenkantoor waar de echtgenoot van verzoekster eveneens partner is. Verzoekster kent de advocaat ook persoonlijk omdat zij een kantoorgenoot van hem is geweest. Daarnaast treft verzoekster deze advocaat geregeld bij bijeenkomsten die de maatschap organiseert waarbij verzoekster - als partner van haar echtgenoot - aanwezig is. Het is hierom dat verzoekster meent dat bij één of meerdere van de partijen in de hoofdzaak de objectief gerechtvaardigde vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid van verzoekster als rechtbank kan ontstaan. Het betreffende advocatenkantoor heeft immers belang bij een bepaalde uitkomst van de zaak. Om die reden verzoekt verzoekster zich te mogen verschonen van het behandelen van deze zaak.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 40 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen, kan verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 36 Rv. Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees dat daarvan sprake is objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
Van de schijn van partijdigheid kan, geheel los van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in dat specifieke geval aan onpartijdigheid ontbreekt. In dat geval dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden. Rechtzoekenden moeten immers vertrouwen kunnen stellen in het rechterlijk apparaat. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn van partijdigheid of vooringenomenheid.
3.4.
Uit het verzoek van verzoekster blijkt dat er sprake is van zodanige omstandigheden dat bij één of meerdere partijen in de hoofdzaak de objectief gerechtvaardigde vrees voor een gebrek van onpartijdigheid kan ontstaan. De verschoningskamer ziet hierin – gelet op de onderbouwing van het verschoningsverzoek – voldoende grond voor verschoning.
3.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de verschoningskamer het verzoek tot verschoning gegrond verklaren.

4.De beslissing

De verschoningskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot verschoning gegrond,
4.2.
draagt de griffier van de verschoningskamer op deze beslissing toe te sturen aan verzoekster, andere betrokken partijen, en aan de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, en mr. R.M. Berendsen en mr. C.S.K. Fung Fen Chung als leden van de verschoningskamer, bijgestaan door mr. I.S.J. Goeman-Bruijn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.