Op 7 januari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft een beroep dat de eiser heeft ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van verweerder van 30 juni 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser het griffierecht van € 49,- niet (op tijd) heeft betaald, wat leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was. Eiser heeft geen geldige reden gegeven voor het niet betalen van het griffierecht. De rechtbank heeft eiser op 10 september 2021 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen vier weken moest worden betaald. Deze brief is door eiser niet afgehaald en is aan de rechtbank geretourneerd. De rechtbank heeft de brief vervolgens per gewone post opnieuw verzonden, maar eiser heeft het griffierecht niet betaald. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.